66. Zich airs geven,
ook wel zich een air geven; 18de eeuw in C. Wildsch. III, 306: Gij geeft u dunkt mij vrij wat airs. Evenzoo bij Van Effen. Een vertaling van de fr. uitdr. se donner des airs ou de grands airs, d.w.z. zich gemaakt aanstellen, zich laten dunken. Eveneens is bekend zich het air geven van iemand, het voorkomen van iemand aannemen; vgl. fr. se donner un air; hd. sich ein Air geben; eng. to give oneself airs.