Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend29. Hij heeft den aap binnen (of beet),d.w.z. hij is in het bezit van het geld; eene uitdr. die in de 17de eeuw voorkomt bij Coster, 502 vs. 137; Smetius, 138 en Winschooten, 3: ‘het woordje Aap beteekend ook oneigendlijk een schat: waar van daan komt het seggen: hij heeft de Aap al weg: dat is, hij heeft de bogt al onder den arm’. Het Ndl. Wdb. I, 527 verklaart het ontstaan dezer beteekenis aldus: ‘De benaming schijnt hieruit te verklaren, dat men vroeger wel eens steenen beeldjes in den vorm van apen bezigde, om er geld in weg te bergen, gelijk men nog b.v. de steenen varkens voor spaarpotten kent. De aap werd aldus de naam van den spaarpot, en, bij overdracht, van den inhoud daarvan, de spaarpenningen, het opgespaarde geld. Ook het fr. magot vereenigt de drie beteekenissen. Eigenlijk eene soort van aap, wordt het ook van allerlei koddige en snaaksche porceleinen of steenen beeldjes gezegd, en overdrachtelijk voor opgespaard en weggelegd geld genomen: iets dat hier te eerder geschieden kon om de woordspeling, die voor de hand lag, met het oud-fransche magaut, mlat. magaldus, d.i. een zak, bedel- of geldzak.’Ga naar voetnoot1) De tegenwoordige Fransche woordenboeken, o.a. dat van Hatzfeld, onderscheiden evenwel twee woorden magot. Het eene moest eigenlijk luiden mugot, doch is onder invloed van het ofr. magaut (zak, beurs) veranderd in magot, opgespaard geld. Het andere magot houdt men voor denzelfden naam als Magog, uit den bijbel bekend, en beteekent aap, en ook een Japansch of Chineesch beeldje ‘figurine trapue en porcelaine, en jade, etc., fabriquée d'abord en Chine, ou Japon’. De vergelijking met het Fransch gaat dus niet op. Ook moet het bewijs nog geleverd worden, dat men vroeger spaarpotten had in den vorm van apen. Het komt me daarom waarschijnlijker voor, dat het znw. aap de beteekenis geld ontleend heeft aan de 17de-eeuwsche spreekwijze: ze zien op geen aap, die uit Oost-Indien komen,Ga naar voetnoot2) eigenlijk: voor iemand die uit Indië komt, komt het op een aap niet aan, doch overdrachtelijk: wie overvloed bezit, kan wel wat missen; die in het veen zit, ziet op geen turfje; hij die geld heeft, is niet karig. Ten gevolge van de bepaalde toepassing, welke van deze spreekwijze gemaakt werd, heeft aap de beteekenis van geld daaraan ontleend, zooals blijkt uit den naam ‘ronde apen’ voor ronde schijven, geld (Gew. Weuw. II, 44). Vgl. Huygens Korenbl. II, 87; Brederoo III, 226: Is Marten murru, 't is gien noot,
Hy het Apen en Meerkatten:
Sen Peet hetme sen goet egroot.
't Is een bom vol Spaensche Matten.
| |
[pagina 12]
| |
Het is hiermede dus gegaan als met muts, dat de vroegere beteekenis ‘liefde’ ontleende aan de uitdr. ‘de muts hebben op iemand’, verliefd zijn op iemand (fr. être coiffé de.Ga naar voetnoot1) Zie verder, ook voor meer dergelijke gevallen, het Tijdschrift XII, 253-254. Ook in het fri. is aep, geld, buit, bekend in verschillende zegswijzen, als: hy het de aep binnen; hy gong mei de aep striken, etc. Vgl. ook Bergsma, Dr. W. 18. |
|