Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend7. Een aal (of een paling) bij den staart hebben,Ga naar eind7d.i. zich bezig houden met eene zaak of onderneming, die wel denkelijk uit de hand ontglippen of mislukken zal. In het mlat. qui tenet anguillam per caudam, non habet illam (Werner, 80); bij Goedthals, 18: eenen palingh bij den steerte hebben, a grand pêcheur eschappe anguille; Campen, 118: hij is te holden as een Ael by den stert; Sartorius I, 5, 52: cauda tenes anguillam. Ghy hebt een gladden Ael by de steert: in | |
[pagina 3]
| |
eos apte dicitur, quibus res est cum hominibus lubrica fide, perfidisque: aut qui rem fugitivam atque incertam aliquam habent, quam tueri diu non possint. Zie verder Velth. IV, 1, 25: Dus heeft een t rike na sine begerte alse een ael bi den sterte; Roemer Visscher, Sinnepoppen, 178; Coster, 49 vs. 1160; De Brune, 61; Pers, 760 a; Winschooten, 1; Idinau, 14: Den paelinck by den steerte houden.
Hy houdt den palinck by den steerte,
Soo wie sijn saeck niet vast en heeft.
Neemt rijpen raedt, tot uwer begheerte,
Ende u stuck alle versekerheydt geeft.
T' is toe-siens weerdt, daert al aen-kleeft.
Sewel, 1: Hy heeft een gladden aal by de staart, he has a wet eel by the tail; Halma, 1: Eenen aal bij den staart houden, tenir une anguille par la queue, c'est à dire, en façon de parler proverbiale, tenir le loup par les oreilles, être fort embarassé. Vgl. nog Tuinman, I, 367; Harreb. I, 1b; III, 97; Erasmus. bl. 83-85; Rutten, 168: Iets zoo vast hebben als eenen paling met zijnen steert, zeer onzeker zijn van iets; fri. in gledde iel by de stirt habbe; hd. den Aal beim Schwanze fassen; wer den Aal nimmt beim Schwanz hat ihn weder halb noch ganz; fr. qui prend l'anguille par la queue et la femme par la parole, peut dire qu'il ne tient rien; eng. there's as much hold of his word as there is of a wet eel by the tail, waarmede te vergelijken is De Brune, 176: Die by den steert een palingh houdt,
En op een vrouwes woorden bouwt;
Die magh wel zegghen met verdriet,
't Is al maer wind, 'k en hebbe niet.
|
|