1. Geen a voor een b kennen.
Dit is eigenlijk: geen a van een b kunnen onderscheiden, dus het abc niet kennen, overdrachtelijk: niets geleerd hebben, zeer onwetend zijn; ook wel: zeer dom zijn. De uitdrukking komt voor bij Servilius, 112: Hi en can niet een A voor een B, en bij Sartorius II, 7, 2: hy kent niet een A voor een B, ter vertaling van ne Aesopum quidem trivit: de vehementer stupidis et imperitis. Antiquitus enim Aesopi fabellas etiam vulgus idiotarum tenebat. Has igitur qui non legisset, nihil scire videbatur. Zie ook Brederoo, Sp. Brab. 1352: Ick ken niet een A voor een B; Sewel, 1: geen A voor een B kennen, to be very ignorant, very dull; Harreb. I, 1; Waasch Idiot: 39: geen a voor (of uit) b kennen of kunnen, geen a voor een b geleerd zijn; ook Antw. Idiot. 95; De Bo, 2 a: geene A voor eene B kennen, niet eene A van eene B weten; Teirl. 1: geen A uit (of veur)'n B kennen naast geen A kennen zoo groot as 'n schuurdeur, zeer dom zijn; fr. ne savoir ni A ni B; hd. weder A noch B wissen; nd. he kann gên a of b (Wander V, 685); eng. not to know A from B; not to know a B from a bull's foot, from a broomstick, from a battle-dore; fri: hy kin nin A foar in Bie. In 't Joodsch: geen ollef van (of voor) een beis kennen; geen aleph van een beth kennen.