Beghinselen der weeghconst
(1586)–Simon Stevin– AuteursrechtvrijIe Merck.Waer Sichteinder by ons een woort soo ghemeen ende bekent als byden Griecken Horizon, t'welck de Latinen oock ghebruycken, ende daer vooren altemet Finitor, ofte terminator visus, wy en souden daer af hier niet segghen, ouermits siin eyghen plaets inde Ga naar margenoot* Sterconst is; Maer want den ongheuallighen slaep des Spieghels der talen sulcx niet toeghelaten en heeft, oock dat dit woordt hier naer dickmael sal ghenoemt worden, sullen dat verclaren, doch niet als wesentlicke bepaling deses boucx, om de redenen als vooren, Aldus: Sichteinder is | |
[pagina 7]
| |
des weerelts grootste rondt, dat haer sienlick deel scheydt van het onsienlick: Dat is, onder veel ronden die inde Sterconst bepaelt worden, soo isser een het aldermerckelicste, scheydende ooghenschynlick den oppersten haluen weereltcloot vanden ondersten, ende in ons ansien den hemel met sijn omtreck naeckende, t'welck volcommentlicxst schijnt vande hoochste plaets eender contreyen, ofte op een water daer hem nerghens landt en vertoocht; Ende ouermits ons ghesicht langs der eerden ofte langs het water niet voorder strecken en can dan tot diens rondts voornoemden omtreck, ende daer in eindet, soo wort dat rondt ghenoemt den Sichteinder, dat is den Einder van t'ghesicht. Ende alle platten die op t'eertrick vanden Sichteinder Ga naar margenoot* euewydich siin (welcke by ons ghemeenelick gheseyt worden op waterpas te ligghen) worden Ga naar margenoot* lijckspreuckelick oock sichteinders ghenoemt. Ick seg lijckspreucklick want eyghentlick ofte Ga naar margenoot* wisconstelick en isser gheen ander, dan dat door des weerelts middelpunt strect. |
|