Ruisend valt het graan
(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermdHet kameleonaant.
Think others see, as well as you.
Merrick Een vreemdling wandelde aan de kust
waar de as van 't groot Carthago rust.
Daar kwam een tweede hem temoet
als landsman kenlijk bij zijn groet.
5[regelnummer]
Men zet zich neer en 't lijdt niet lang
of 't reisverhaal is drok te gang.
Elk brengt wilvaardig voor den dag
wat raars of schoons hij zwervend zag.
Tot A. begint: ‘Het koddigst dier,
10[regelnummer]
mij ooit bejegend, huisvest hier:
van maaksel schier een hagedis,
zijn staart - lang tien duim, naar ik gis,
de tong voor mug en vlieg te gauw,
en nu de kleur? - denk! hemelsblauw!’
15[regelnummer]
‘Blauw! blauw!’ smuilt B. ‘'k Herken uw beest;
maar, vriend dat is nooit blauw geweest.
Men hiet het een kameleon.
Ik vond het, schuilend voor de zon
| |
[pagina 71]
| |
in 't lommer van een dadelbos;
20[regelnummer]
daar kroop het, net zo groen als 't mos!’
‘Noch boom noch struik een mijl in 't rond
waar ik het mijne kruipen vond.
Ginds, aan die naakte puinhooptop.
Het volle daglicht scheen erop,
25[regelnummer]
geen mooglijkheid tot oogbedrog,
en 't beest was blauw, dat zeg ik nóg!’
‘Groen! groen! geloof mij!’ ‘'k Zeg u blauw!’
‘Groen!’ ‘Blauw!’ Zo gaat het; snauw op snauw.
Men stampvoet, blikoogt, vloekt en zweert:
30[regelnummer]
de vriendschap was in grim verkeerd!
als, zie, een derde wandlaar kwam
die reeds van ver hun twist vernam!
Zijn woord is: ‘Heren, kiest in mij
uw scheidsman! 'k Hoor tot geen partij.
35[regelnummer]
Bij 't lamplicht ving ik heden nacht
het dier dat u aan 't kijven bracht
en draag 't in dit servet geknoopt
naar Tunis of 't er iemand koopt.
Ik weet nauwkeurig wat ik ving:
40[regelnummer]
zwart! gitzwart is het lelijk ding!
Is 't blauw of groen dan stik ik klaar
en eet het op met huid en haar!’
Hier slaakt hij 't en voor zwart als git,
vertoont zich 't arme schepsel wit! -
45[regelnummer]
Géén sprak er dan 't kameleon;
juist van een ras dat spreken kón.
Het sprak: ‘Goe luidjes, hoort hoe 't is:
elk had gelijk en elk had mis!
| |
[pagina 72]
| |
De kleur bij dieren van mijn slag
50[regelnummer]
verwisselt zesmaal op een dag.
Doch laat mij nu in vrede gaan!
'k Bied u een raad als losgeld aan:
schijnt andren wat u krom scheen recht,
heet niemand daadlijk dom of slecht.’
|
|