Ruisend valt het graan
(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermdHet stoomtuigaant.1[regelnummer]
Te lang genoegde 't ons het ros tot dienst te dwingen,
de stroom van lucht of nat te keren te onzer baat.
Het vocht, door vuur bezield, schonk zwakke stervelingen
kracht boven aller krachten maat.
2[regelnummer]
Die kracht, nooit werkens moe, beheerst ontembre wellen
en rukt uit peilloos diep der mijnen schat aan 't licht.
Gedreven door zichzelf mag ginds de wagen snellen
en de afstand als verslonden zwicht.
3[regelnummer]
Het scheprad gonst - de kiel komt over 't wad gevlogen -
van zeil en riem ontbloot - getij en wind temoet.
Veelvingrig kunsttuig spint - door de eigen damp bewogen
die logge hamers smeden doet.
4[regelnummer]
Gebie het, Nederland! en, zeewaart afgegleden,
ruimt slib en zand de weg waarlangs uw vloeden gaan.
Gebie! de plassen in zal zich uw erf verbreden
en waar zij golfden wiegt het graan.
5[regelnummer]
't Eenzelvig spoor ten eind dat waan en sleur betraden,
klom zó 't vernuft bergop - gewon het trans na trans
en vlocht aan 't rijzend pad onwelkbre lauwerbladen
een wondereeuw ten gloriekrans.
| |
[pagina 67]
| |
6[regelnummer]
Zó streeft het voort! dat hoog met iedre poging nader
waar eenvouds Godspraak in haar stille tempel woont.
Ach, werd - eer 't graf mijn as bij dierbare assen gader' -
volhardings eedle moed geloond!
7[regelnummer]
Werd zienlijk voor mijn oog wat nog der toekomst duister
in zwangre schoot verheelt! Werd vol de grote dag
wiens ochtendschemering - wiens blijde morgenluister
ik met aanbiddend hopen zag.
|
|