Ruisend valt het graan
(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermdNa een zware krankteaant.1[regelnummer]
Daar stond een teedre bloem,
van God op de aard geplant
om tot zijn eer te bloeien.
De vruchtbre morgendauw
droop mildlijk op haar neer
en deed haar welig groeien.
2[regelnummer]
De wandlaar die haar zag,
die hare scheuten zag,
gaf dikmaal haar zijn zegen:
‘Groei,’ sprak hij, ‘bloempje, groei,
voor zeis en storm bevrijd,
gedrenkt met milde regen.’
3[regelnummer]
Doch ijlings kwam een bui
in 't huilend noorden op,
met schrikbaar ijs geladen.
De losgebarsten wolk
hing donker boven haar
en kletterde op heur bladen.
4[regelnummer]
Hier viel het jeugdig loof,
van haar gebogen steng
wreedaardig afgereten!
Daar lag haar groene knop
die vrolijk zich verhief
in 't stuivend zand gesmeten!
| |
[pagina 54]
| |
5[regelnummer]
Maar Hij, die 't waakzaam oog
op haar verdelging hield,
gebood de storm te wijken.
De blijde zon kwam weer;
zij stond gelijk voorheen
met loof en knop te prijken.
6[regelnummer]
Nu stijge dankbre geur
uit haren kelk omhoog
om Gode roem te geven!
Het zwerk toog saam; 't werd nacht!
Der bergen ceder viel!
Een bloempje hield het leven!
|
|