Ruisend valt het graan
(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermdHet bezoek van Fohiaant.1[regelnummer]
Daar reisde een man; ('t is wijd van hier
voor jaar en dag gebeurd)
zijn rug was krom, zijn baard sneeuwwit,
zijn schaamle rok gescheurd.
Door 't avondduister liep zijn baan
op 't hutje van een weduw aan.
2[regelnummer]
Behoefte woont daar bij de vlijt;
maar gastvrij is 't onthaal;
geen laafnis faalt de reiziger,
| |
[pagina 50]
| |
geen krachtherstellend maal;
en 't leger, voor hem toebereid,
heeft, die 't hem bood, zichzelve ontzeid.
3[regelnummer]
Zij waakt, en zorgt voor 't nieuwe kleed
hem mildlijk toegedacht.
De weefster neemt het van een web
die op de koopman wacht,
en legt het eer het donker zwicht
tersluik waar 't afgedragen ligt.
4[regelnummer]
Zijn afscheidsgroete brengt haar gast,
zodra de morgen blinkt.
‘God lone u!’ spreekt hij; maar daar volgt
wat als een raadsel klinkt:
het luidt: ‘En 't geen gij eerst begont
dat hou niet op voor de avondstond.’
5[regelnummer]
De weeuw staat peinzend op dit woord -
doch ledig blijft zij niet:
zij meet, wat van haar webbe nog
tot koopwaar overschiet;
en 't web... golft zonder eind haar toe!
En eindloos meet ze - en wordt niet moe!
6[regelnummer]
En bergswijs hoopt het doek zich op
en maakt steeds plaats voor meer
en rees een stapel tot het dak,
een nieuwe rijst alweer.
Als de avondzon het west verguldt,
is 't hutje van een schat vervuld.
7[regelnummer]
‘Dank, Fohi!’ stamelt zij, geknield,
die nu eerst knielen kan. -
| |
[pagina 51]
| |
Ja! Fohi zelf bezocht haar stulp,
vermomd als reizend man.
Weldadige armoe loonde hij,
de vlijt is van haar zorgen vrij!
8[regelnummer]
Doch ras vernam een rijke weeuw
het wonder hier geschied.
Al is zij rijk, zij gunt die schat
aan zijn bezitster niet.
Zij meent van 't hare ging het af
wat Fohi goeds aan andren gaf.
9[regelnummer]
De grijsaard, dringend aangezocht,
keert thans tot harent in,
waar duurkoop weefsel op hem wacht
opdat zij meer gewinn'.
Haar dienares doorwaakt de nacht
en 't zedig reiskleed zwindt voor pracht!
10[regelnummer]
En vroeg, gelijk in de arme hut,
bereid ten verdren tocht,
herhaalt heur gast het afscheidswoord
dat zulk een wonder wrocht:
bij haar wordt mee ten slot gehoord
‘Wat ge aanvangt duur' tot d'avend voort.’
11[regelnummer]
Zij staat reeds, waar zij 't overschot
van 't web geborgen heeft;
maar slaat vergramd door 't spinneweb,
dat voor de bergplaats zweeft;
en 't eerste werk door haar gedaan,
houdt straks - met eindloos ragen - aan!
| |
[pagina 52]
| |
12[regelnummer]
Hoog stapelt zich het goedkoop web
en maakt steeds plaats voor meer;
en roert een hoop de zolder aan,
een nieuwe klimt alweer;
en 't rag berst als de kim zich sluit
de raagster na haar woning uit.
13[regelnummer]
Geen Fohi geeft, in onze tijd,
aan deugd of ondeugd loon.
Men ziet geen groeiend wonderweb,
en geen vermomde goôn.
Maar hebzucht die zichzelf bedroog
vertoont zich daaglijks voor ons oog.
|
|