Ruisend valt het graan
(1995)–A.C.W. Staring– Auteursrechtelijk beschermdDe verjongingskuuraant.Annet was beeldmooi - zei haar spiegel; en mama
zei 't, met mamzel, de spiegel vlijtig na.
Geen haatlijk buiten hield de schone meer verborgen.
Zij spilde aan 't jagervolk niet langer haar toilet
5[regelnummer]
en geestigheid; een afgebeden morgen
rees uit de kim; de puikbloem werd verzet
in 't luw der stedelijke muren;
het kennersoog kwam haar begluren
en jonkvrouw Faam stak lustig haar trompet.
10[regelnummer]
Verscheen voor de eerste maal Annet
als dorpeling met hooggekleurde wangen
op 't Cercle, en zat ze er stom - na weinig zuchten werd
haar keursje ruim genoeg, haar tong vrij. Op 't Concert
de week daaraan... was bloheid reeds vervangen
15[regelnummer]
door spraakzaamheid. En op een Thé
dat volgde... was het babblen zonder ende.
Ook kreeg elk pronkertje vandaag een schampstoot mee
| |
[pagina 26]
| |
terwijl zij rechts en links heur naaldscherp nebje wendde.
Hun strooienhoedskostuum leed last! - het hielbeslag -
20[regelnummer]
't lorgnetglas aan een koord (schijnblindheids ridderteken!) -
de snuifdoos - geen der kwikken van de dag
waarin geen pijlspits van Annets vernuf bleef steken!
Zo was een ieglijk nu haar klein talent gebleken.
Doch, wat men niet betwijflen zal:
25[regelnummer]
tot haar vervolgpreek liep een telkens mindrend tal.
't Planetenkorps door haar als zon beschenen,
zwierde uit de attractiekreits en... 't was in 't ruim verdwenen!
Het derde wintertij had sinds de herfst verjaagd.
De wiek des tijds had uitgevaagd
30[regelnummer]
wat bij de wereld van Annet stond aangeschreven;
en als voordeze kwam een hofstoet haar omgeven.
Maar thans was 't rijper jeugd, aan 't schip van staat vertuid,
door ambtszorg, door de zucht gedreven
om onder eigen dak te leven,
35[regelnummer]
en op een huisbestierster uit.
Thans vond Annet ook raadzaam om te zwijgen.
Hoe dringend een Amie bad,
(die graag bij vacatuur haar troon bestegen had!)
aan 't recenseren was Annet niet meer te krijgen.
40[regelnummer]
Maar wijslijk wikken bij haarzelve mocht ze toch!
Dat mocht ze! en zat, op kerstdag, te bedenken
en op Sint-Nikolaas daarna bedacht ze nog
hoeveel er schortte aan elk van die zij 't ja zou schenken. -
A? was Klein Duimpje; B? de Sparewouwer Reus;
45[regelnummer]
C? was een jool; D? had een scheve neus.
Dus liep zij 't alfabet door en weer door - en wou niet! -
| |
[pagina 27]
| |
of, wou ze dan - tóch - wél!
dan was het gistten I, vandaag K, morgen L.
L zou het eindlijk zijn! - Maar... ‘Neen, heer L! zoo gauw niet!
50[regelnummer]
wij hebben tijd!’
Bij slot: (want, om rechtuit te spreken
de walg begint me als u van dit getalm te steken!)
vocaal en konsonant - zij raakte 't alles kwijt;
en zelve vrijend sloot die eertijds werd gevrijd
55[regelnummer]
haar vijfenvijftigst jaar! Toen... ‘ging zij zeker trouwen
met Hans, haar lijfknecht?’ Neen! ‘Dan liet ze een hofje bouwen -
betrok het zelve met een oude best
of wat?’... ‘Neen! Néén alweer! het lest
zo min als 't eerst. ‘Wat dan?’ Ja, lieve vrinden,
60[regelnummer]
gij zult het ongelooflijk vinden!
Toen! reisde een hooggeleerd doktoor,
van Jemen uit de wereld door.
Waar hij kwam, vloden alle kwalen:
de exkreuplen dansten in de lege hospitalen!
65[regelnummer]
Ontbrak er lichaamsschoon? zelfs daar was middel voor
bij onzen Eskulaap te halen:
zijn kosmetiek liet blankheid aan de Moor
noch gladheid aan de pokputtronies falen.
Tot haarzalf toe verkocht men in zijn kraam.
70[regelnummer]
Werd daar een munnikskruin naar 't voorschrift mee gewreven,
eer ge om kon zien, was pater Steven
prins Absalon!
Doch, wat Alhamis' naam
ten hoge hemel droeg! hij wist een geest te trekken
uit krekelmerg; hiervan iets op de tong
75[regelnummer]
van een krom grootje, zo begon 't zich recht te strekken,
sliep - en ontwaakte jong!
| |
[pagina 28]
| |
De Middelzee voorbij was nog geen proef genomen
van 's Arabiers verjongingskuur:
Alhamis hield zijn waar te duur!
80[regelnummer]
Doch bij erftante Annet was nauw bericht gekomen
dat hem de buurt wacht of haar parels liggen klaar!
Zij leent er geld op bij een rijke sjacheraar;
en 't lukt haar voor de nacht dat zij een dubble dosis
van 's mans arcanum met een zegen die niet voos is
85[regelnummer]
naar huis brengt.
‘Knap mijn slaapjak aan
Francijn, en dít goed uit!’ Zo spreekt zij. Een vermaan
volgt onder 't werk: ‘Lief kind, uw dienst ware overbodig
zo lang mijn rust duurt. Gij begrijpt toch wat ik meen?
Mijn oudejufferschap vare onbekeken heen!
90[regelnummer]
Als 't morgen wordt en eer niet zijt ge er nodig.
Welaan, de druppels! -
“Elf” juist elf? - iets min pedant
heet dit een lepeltje, in 't christenland!’
Zij slikt haar lepeltje; zij slaapt en 't kameniertje
verdwijnt. Het voelde wel een ziertje
95[regelnummer]
nieuwsgierigheid; maar neemt dat Cijna keek
en dat haar juffrouws slaap voor een seconde week
en zij betrapt werd? Neen! zij durft het niet te wagen!
Reeds zit zij in haar cel, waar 't martlend ongeduld
haar zelfs geen dutje gunt! Daar zit ze en telt de slagen
100[regelnummer]
der klok van uur tot uur. De tussentijd vervult
een overslag van haar profijten als het vrijers,
gelijk zij vaststelt, bij schone Antje reegnen zal:
commissies en zesthalven zonder tal
van 't eerste bod aan, tot de luide toeslag vall',
105[regelnummer]
en nu de zegen stroomt met halve en hele rij'ers!
| |
[pagina 29]
| |
Inmiddels is 't zo ver nog niet!
Het werd vooreerst maar dag en Cijntje komt - en ziet!
Zij ziet! - Wat ziet zij? - Raad eens even
voor de aardigheid;
110[regelnummer]
tenware u, 't geen zij zag, door andren was gezeid?
Zij ziet... hier hulp vandoen, die zíj niet weet te geven;
ziet... geen schraal oortje meer, waarvan haar knipbeurs zwelt
en, ach! als kamenier zich haar ontslag voorspeld!
‘Elf droppen’ stond op 't etiket geschreven.
115[regelnummer]
De lepelmaat... was rijklijk tweemaal zeven!
en droppels gólden, bij de krekelmergstinctuur!
Slechts veertig jaren wou Annette jonger wezen;
van vijftien jaren meer bevond zij zich genezen; -
en lag, als zuigeling, te wachten naar een luur!
120[regelnummer]
Hier kon het punctum staan! maar ginds verneem ik oren,
die na het laatste woord graag nog een laatster horen!
Annet zóóg best! Annet wies op,
en eer de ring haar weer ontsnapte,
ging nu het vrijen in galop.
125[regelnummer]
De vishaak lokte - 't visje hapte!
Zij schonk blindweg een zot haar trouw,
en stierf aan haar berouw.
|
|