Gedichten(1820)–A.C.W. Staring– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Aan de maan. Toon ons uw luister, o zilveren Maan! Rijs uit het meer. Lach den zwervenden scheepling aan. Straal, op 's wandelaars donkere baan, In uw lieflijkheid neêr. Waar zonder hoop de Verlatene smacht, Schemere uw gloor. Waar, na troostelooze afscheidsklagt, Blij hereenen de Minnenden wacht, Breke uw glinstering door. [pagina 93] [p. 93] Schoon is de Dag, als zijn purperen gloed Vorstelijk stijgt; - Als hij zingend de ontwaakten groet! Maar uw komst is den Peinzenden zoet, Gij, die flonkert - en zwijgt! Vorige Volgende