Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1994)–Peter Altena, Léon Stapper, Michel Uyen– Auteursrechtelijk beschermdSir John Falstaffis de gezette, van levensvreugde stralende gezel van de jonge Engelse troonpretendent Hal, de toekomstige Henry v. Hij treedt voor het eerst op in Shakespeare's koningsdrama The Historie of Henrie the Fourth uit 1597. Henry iv was het brein achter de moord op zijn voorganger Richard ii en leeft nu in constante angst voor machinaties tegen zijn eigen koningschap. De opstand van Hotspur, de bijnaam van Harry Percy, de zoon van de graaf van Northumberland, en diens bondgenoten Worcester en Glendower lijkt zijn achterdocht te rechtvaardigen. In de slag bij Shrewsbury wordt het leger van de opstandelingen verpletterend verslagen en Hotspur wordt door de zoon van Henry, Hal, de jonge prins van Wales, in een spectaculair tweegevecht gedood. De ernstige historische scènes, waarvoor Shakespeare onder meer te rade ging bij de Chronicles van Holinshed, worden afgewisseld met komische scènes waarin de koningszoon Hal wordt getoond in het onparlementaire gezelschap van Falstaff en zijn makkers Poins, Bardolph en Peto. Aldus krijgt de politieke rebellie van het stuk een tegenhanger in de persoonlijke rebellie van Henry's eigen zoon. In de taveerne ‘The Boar's Head’ treffen we Falstaff aan, die op zijn onnavolgbare manier hof houdt en opschept over zijn heldendaden. Als Falstaff later in het stuk verzeild raakt op het slagveld van Shrewsbury komen ernst en luim, historie en fictie bij elkaar. De ridder weet het vege lijf te redden door zich dood te houden en beweert later dat hij het is geweest die Hotspur in een tweegevecht doodde, een leugen die al snel wordt ontmaskerd. In het tweede deel van Henry IV uit 1598 moet de Engelse koning opnieuw strijd leveren tegen opstandige elementen, maar een groot deel van de handeling concentreert zich wederom op Falstaff en de jonge prins. Zo wordt de levensgenieter sir John door zijn koninklijke metgezel gestoord tijdens een amoureus samenzijn met de lichtekooi Doll Tearsheet. Later in het stuk heeft Falstaff de verantwoordelijkheid een aantal manschappen voor 's konings leger te recruteren: geholpen door een aanzienlijke som aan steekpenningen kiest hij uit alle kandidaten het grootste zootje ongeregeld. Als koning Henry iv sterft, voltrekt zich echter een snelle omslag in het karakter van prins Hal: hij wordt zich bewust van zijn zware verantwoordelijkheden, en terwijl Falstaff zich verheugt op zijn maatschappelijke promotie dankzij zijn vriendschap met de prins, wordt de kroonprins tot koning gekroond. Aan het slot van dit tweede deel van het koningsdrama besluit de zojuist gekroonde Henry v alle banden met zijn vroegere kompanen door te snijden en dat betekent het einde voor de ook in politiek opzicht onverstandige relatie met zijn substituut-vader (‘I know thee not, old man. Fall to thy prayers; how ill white hairs become a fool and a jester’). Falstaff houdt zich nog groot (‘I shall be sent for in private to him’), maar hij weet dat zijn rol is uitgespeeld. De figuur van de snoevende ridder met het hartje van goud werd na zijn optreden in het eerste deel van Henry IV al snel zo populair dat Shakespeare, vermoedelijk in opdracht van Elisabeth i zelf, in 1597 een komisch vervolg schreef onder de titel The Merry Wives | |
[pagina 85]
| |
of Windsor: hierin staat de verliefde Falstaff centraal. Het werk aan het tweede deel van Henry IV moest daarvoor zelfs opzij worden gezet. In The Merry Wives - het enige toneelwerk van Shakespeare dat als louter farce is te omschrijven - dingt Falstaff, meer gedreven door geld- en vraatzucht dan door liefde, naar de gunsten van Mistress Ford en Mistress
Eduard von Grützner, Falstaff in de Boar's Head, 1873, doek. Verblijfplaats onbekend.
Page, maar wordt door beiden uitvoerig bij de neus genomen en te kijk gezet. Van de geestige, slagvaardige en levenslustige Falstaff uit Henry IV is in dit zwakke stuk weinig meer over: Falstaff wordt in een wasmand in de Theems te water gelaten, alwaar hij hulpeloos ronddobbert; hij moet aan de jaloerse echtgenoot van Mistress Ford ontkomen door zich als een oude vrouw te vermommen; en het laatste restje waardigheid ver- | |
[pagina 86]
| |
dwijnt als hij, getooid met een hertegewei, midden in de nacht het mikpunt van spot wordt in het park van Windsor.
Tijdens de allereerste opvoeringen van het eerste deel van Henry IV trad de innemende ridder nog op onder de naam van zijn historische model, Sir John Oldcastle. Deze Oldcastle was een aanhanger geweest van de extremistische scholasticus John Wyclif, die met zijn radicale filosofisch realisme en stellingname tegen geloofsartikelen als de transsubstantiatie de Kerk van Rome tot wanhoop dreef. Wyclif is een van de drijvende krachten achter de eerste Engelse bijbelvertaling geweest, en werd in 1380 geëxcommuniceerd, en zijn aanhangers, bekend als de Lollards, werden streng vervolgd. Oldcastle was een van hen en hield koppig en karaktervol vast aan zijn overtuiging. In 1417 werd hij uiteindelijk gevangen genomen en ter dood veroordeeld. Van een historisch fundament voor een vriendschap met de jonge prins Henry is geen sprake. Pas in het in 1598 gedrukte anonieme volksstuk The Famous Victories of Henry the Fifth werden beide figuren aan elkaar gekoppeld. Omtrent de jeugdige Henry deden verhalen de ronde waarin werd gewezen op een plotselinge ommekeer in karakter en optreden na zijn troonsbestijging (bijvoorbeeld in de Historia Anglicana van Walsingham uit 1422). Aanwijzingen voor een jeugd vol lichtzinnigheid en ‘verkeerd’ gezelschap ontbreken echter. Men zou kunnen zeggen dat de historische Sir John Oldcastle en prins Henry hun naam en goede eer hebben moeten opgeven in de strijd tussen katholicisme en protestantisme. De katholieken waren gebaat bij het besmeuren van het blazoen van de standvastige, maar heethoofdige Oldcastle. Zo sloot Oldcastle's weigering zijn geloof te herroepen hem uit van de mogelijkheid deel te nemen aan de ‘glorierijke’ veldtocht tegen de Fransen. Deze daad werd later in een kwalijk daglicht gesteld en vormde de basis voor de spreekwoordelijke lafheid van Shakespeare's Falstaff. Ook geruchten over het leiden van een opstand en de omgang met dubieuze karakters werden wapens voor een zorgvuldig beraamde karaktermoord en ridiculisering van Oldcastle. De laffe en lachwekkende ridder Oldcastle werd nu de oorzaak van het lichtzinnige gedrag van de jonge Henry. Door de tegenstellingen tussen beiden scherp aan te zetten smeedde Shakespeare hen om tot een volmaakt duo, waarin de serieuze onderstroom in Henry's karakter als verklaring kon gelden voor zijn veelbesproken ommekeer. Nadat de nakomelingen van Oldcastle echter hun ongenoegen hadden laten blijken over de portrettering van hun geachte voorvader, besloot Shakespeare de ridder om te dopen tot Falstaff. Ongeveer gelijktijdig was een toneelstuk verschenen waarin de protestante visie op Oldcastle gestalte kreeg (First Part of the History of the Life of Sir John Oldcastle, Lord Cobham, 1599), in 1601 gevolgd door The Mirror of Martyrs van Weever. Deze serieuze voorstellingen van Oldcastle hebben het echter in populariteit moeten afleggen tegen de immens geliefde Falstaff-figuur, die dan ook al spoedig een geheel eigen leven ging leiden. De naam Falstaff is door Shakespeare ontleend aan de figuur van Fastolfe uit het eerste deel van zijn trilogie uit 1590 Henry VI. Deze Fastolfe vertoont weliswaar enige overeenkomst met Falstaff (en wordt in de folio-tekst uit 1623 ook ten onrechte met die naam aangeduid), maar gaat terug op een ander historisch personage en wordt hier buiten beschouwing gelaten, ook al maakten Shakespeare's tijdgenoten geen onderscheid tussen beide personages. De figuur van Falstaff vertoont sterke overeenkomst met de figuur van de Miles Gloriosus uit de klassieke Griekse en Romeinse blijspelen: de snoevende soldaat, wiens repertoire niet alleen militaire, maar ook (en vooral) amoureuze veroveringen omvat, kreeg bij uitstek gestalte in Plautus' komedie Miles Gloriosus (281 v.C.) als de praalhans Pyrgopolinices. Plautus' toneelstuk is talloze malen nagevolgd (onder meer door | |
[pagina 87]
| |
Braunschweig 1594, Pierre Corneille 1636 en Gryphius 1663), maar de Miles Gloriosus werd ook in vrijere zin tot een geliefde figuur: in de ‘commedia dell'arte’ is hij bekend als de Capitano, en verder treedt hij in diverse gedaanten op in het werk van Baïf 1567, Vecchi 1597, Jonson (Every man in his Humour, 1598), Bredero (De Spaanschen Brabander, 1618), Langendijk (De Zwetser, 1712) en Goldoni (L'Amante militare, 1752). Ook een figuur als »Münchhausen is op de Miles Gloriosus terug te voeren. Het beeld van Falstaff is in de 17e en een groot deel van de 18e eeuw voornamelijk bepaald door de verwondering dat een toneelschrijver als Shakespeare, die de bestaande regels van de kunst zo ongegeneerd met voeten trad, in staat was een overtuigend menselijk personage te scheppen. De meest bewonderde eigenschap van Falstaff was zijn ‘wit’, zijn geestrijke verbale humor. Dryden noemde Falstaff ‘the best of Comical Characters... not properly one humour, but a Miscellany of Humours or Images, drawn from so many several men’. Het enthousiasme voor Falstaffs scherpzinnige humor woog zelfs op tegen zijn moreel verwerpelijke kanten, zoals zijn lafheid en breed geëtaleerde hedonisme. In het werk van Walsh (A Dialogue Concerning Women, 1691), Jonson (Volpone, 1606), Hicks (Coffee-house Jests, ca. 1700) en Kenrick (Falstaff's Wedding, 1760, een ‘vervolg’ op Shakespeare's Henry IV) zijn toespelingen op Falstaff herkenbaar. Van de Russische tsarina Catharina ii is een bewerking bekend van The Merry Wives of Windsor: blijkbaar deelde zij een aantal ‘literaire’ voorkeuren met Elisabeth i van Engeland. De paradox van ‘wit’ en morele zwakte vormde het uitgangspunt voor het beroemde opstel An Essay on the Dramatic Character of Sir John Falstaff uit 1777 van Morgann. Hierin stelde Morgann dat een dergelijke tegenstelling niet kon bestaan, omdat die in het werkelijke leven ook niet denkbaar was. Door deze stelling te verdedigen haalde Morgann zich het ongenoegen van Johnson op de hals (‘as he has proved Falstaff to be no coward he may prove Iago [de sinistere intrigant in Othello] to be a very good character’), maar zijn essay kan tegelijk worden gezien als een voorbode van de romantische kritiek die ertoe neigde fictieve literaire personages gelijk te stellen met levende mensen. In de 19e eeuw verschoof de aandacht van de geestige, maar immorele Falstaff naar de overtuigend menselijke Falstaff, die ons deelgenoot maakt van zijn positieve kijk op de mens. De plotse ommekeer van de juist gekroonde Henry wordt dan een teken van harteloosheid en doet de tragiek van de al te menselijke Falstaff uitkomen. In La jeunesse de Henry V uit 1806 van Duval treden de levenslustige troonpretendent en een schelmse Falstaff op, ook al handelt het stuk in feite over Karel ii. De populariteit van Falstaff wordt - enigszins marginaal - geïllustreerd door de satirische schrijver James White, die de naam van de welgevulde ridder als pseudoniem hanteerde: zijn Original letters, etc., of Sir John Falstaff and his friends uit 1796 zijn niet zozeer bedoeld als een pastiche rond Falstaff, als wel als een poging zijn eigen luchtige levensstijl te vereeuwigen. In 1829 verscheen een bewerking van Shakespeare's Henry IV en Henry V door Short, onder de titel The Life and Humours of Falstaff. Van de Amerikaan Randolph is het toneelstuk The trial of Sir John Falstaff wherein the fat knight is permitted to answer for himself concerning the charges laid against him; and to attorney his own case uit 1893. De Portugees Sousa Monteiro schreef in 1899 O cavalleiro Falstaff: comedia em quatro actos e em verso. Falstaff kreeg in versvorm gestalte in The death of Falstaff and other poems uit 1897 van Bruce Moore. In de 20e eeuw is Falstaff beurtelings een symbolische figuur - verbeelding van de middeleeuwse Ondeugd -, het toonbeeld van de Elisabethaanse spontane levensvreugde, of in psychoanalytische termen de substituut-vader. Ook is er sprake van een Falstaff als onverbeterlijke schelm en seksmaniak, zoals in de hieronder beschreven roman Falstaff uit | |
[pagina 88]
| |
1976 van Nye. Van Richepin is de Shakespeare-navolging Falstaff: pièce en vers en cinq actes et sept tableaux, imité de Shakespeare uit 1904. Fenwick Gaye schreef in 1930 de roman Good Sir John; being an account of the rise and fall of Sir John Falstaff, knight, 1343-1413. Crommelynck publiceerde in 1954 het toneelstuk Le chevalier de la lune, ou Sir John Falstaff, waarin op basis van Shakespeare en historische bronnen een reconstructie wordt beoogd van de oorspronkelijke gedaante van het stuk. Crommelynck beweert namelijk dat Shakespeare de stof van een afzonderlijke Falstaff-komedie en van een koningsdrama rond Henry iv pas later tot een tweedelig toneelstuk heeft omgewerkt en hij zijn bewijs vooral vindt in de verschillen tussen de scenische en de reële tijd. In Engeland kreeg een experiment van Barton veel aandacht: hij trachtte in 1969 stukken uit Henry IV, Henry V en het anonieme The Famous Victories of Henry V samen te smeden tot één toneelstuk, When Thou Art King. De meest markante letterkundige navolging van de Falstaff-figuur in deze eeuw is te vinden in de eerder genoemde roman Falstaff: being the Acta domini Johannis Fastolfe, or Life and Valiant Deeds of Sir John Faustoff, or The Hundred Days War, as told by Sir John Fastolf, K.G., to his secretaries William Worcester, Stephen Scrope, Fr. Brackley, Christopher Hanson, Luke Nanton, John Bussard, and Peter Basset van Nye. In deze roman krijgt Falstaff de vrije hand om zijn memoires aan de moderne lezer toe te vertrouwen: hij doet dat zonder terughoudendheid, met gedetailleerde aandacht voor zijn seksuele escapades. Tussen de regels door blijkt Falstaff in zijn jonge jaren een behendig, charmant en elegant ridder te zijn geweest, die zijn titel meer dan verdiende. De terugblikkende levensgenieter blijkt bovendien een aanzienlijke eruditie en belezenheid te bezitten. De roman werd hogelijk geprezen en de auteur vergeleken met Rabelais en Joyce. In de filmgeschiedenis is de figuur van Falstaff niet uitbundig vertegenwoordigd. Naast verfilmingen van Desfontaines (falstaff, 1911), Hainisch (falstaff in wien, 1940), Greenwood (falstaff the tavern knight, 1923) en de televisiebewerking henry iv part i & part ii uit 1979 van Giles is de belangrijkste cinematografische prestatie geleverd door Orson Welles. Zijn campanadas a medianoche (1966; ook getiteld chimes at midnight) is gebaseerd op een eigen scenario naar de twee delen van Henry IV, en delen uit Henry V, The Merry Wives en Richard II. Welles speelt in deze bijna bizarre reconstructie de rol van Falstaff. In de muziekgeschiedenis zijn meerdere operabewerkingen rond Falstaff bekend. De eerste opera's zijn van de hand van Papavoine (Le vieux coquet, ou les deux amies, 1761), P. Ritter (Die lustigen Weiber, 1794), Ditters von Dittersdorf (Die lustigen Weiber von Windsor und der dicke Hans, 1796) en Salieri (Falstaff osia le tre burle, 1798). Beethoven schreef een jaar later pianovariaties op de aria ‘La stessa, la stessissima’ uit Salieri's opera. In de 19e eeuw volgden opera's van Balfe 1838, Otto Nicolai (Die lustigen Weiber von Windsor, 1849) en Adam (1856; alleen een eerste akte). De bekendste operabewerking van de stof is van de hand van Verdi 1893, op een libretto van Boito naar The Merry Wives of Windsor en delen uit Henry IV. In deze opera komen de levensvreugde en niet geheel van opportunisme verstoken ‘wit’ van Falstaff op subtiele wijze naar voren in een opvallend kamermuzikaal gehouden sfeer. In deze eeuw zagen opera's over Falstaff het licht van de hand van Holst (de eenakter At the Boar's Head, 1925), Vaughan Williams (Sir John in Love, 1929) en Getty (Plump Jack, 1987). Voorts schreef Elgar in 1913 de ‘symfonische etude’ Falstaff. Falstaff is een dankbaar onderwerp geweest voor beeldend kunstenaars: Falstaff staat prominent op het schilderij Shakespeare's Characters (1813, Victoria & Albert Museum, Londen) van Stothard; Falstaff en zijn vrolijke metgezellen werden uitgebeeld door Liverseege (Falstaff and Bardolph, 1831) en Or- | |
[pagina 89]
| |
chardson (Prince Henry, Poins, and Falstaff, 1868), Fraser (ca. 1840, Tate Gallery, Londen) en Smirke (Scene at the Boar's Head Tavern, 1835). Smirke vervaardigde daarnaast nog een zestal schilderijen met Falstaff als onderwerp, waaronder een triomfantelijke Falstaff bij het lijk van Henry's vervaarlijke tegenstander Hotspur (ca. 1835, Royal Shakespeare Theatre Picture Gallery, Stratford-upon-Avon). Hayman beeldde Falstaff uit op het moment dat hij na de slag bij Shrewbury wordt ontdekt (Falstaff's Cowardice Detected, ca. 1740). Clint vervaardigde een schilderij waarop Falstaff in de taveerne opsnijdt over zijn heldendaden (1833, Petworth House) en een schilderij waarop Falstaff Mistress Ford het hof maakt (1831, Tate Gallery, Londen). Clint schilderde de bekende acteur William Dowton tweemaal in de rol van Falstaff (1830 en 1833, onvoltooide olieverfschetsen, Mander and Mitcheson Collection, Londen). Van Hogarth is de potloodschets Falstaff Examines His Recruits (1728, Windsor Castle), een scène die ook door Hayman (1761, Birmingham City Museum, en 1765, National Gallery of Ireland, Dublin), Cawse (1827, Yale Center for British Art), Schrödter (Falstaff beim Mustern seiner Rekruten, 1838) en John Gilbert (1859, Birmingham City Museum) werd geschilderd. Schrödter vervaardigde ook Falstaff beim Friedensrichter Schaal (1840; Falstaff en Master Shallow). Scènes met Falstaff uit The Merry Wives werden geschilderd door Füssli (Falstaff and the Buck Basket, 1792, Kunsthaus, Zürich), Clifton (Buck Washing on Datchet Mead, 1849, Yale Center for British Art), Leslie (Dinner Scene, 1838, Victoria & Albert Museum, Londen), George Cruikshank (The Last Scene in ‘The Merry Wives of Windsor’, 1857, Yale Center for British Art) en Wall Callcott (1834, Victoria & Albert Museum, Londen). Baeske 1905; Hunter 1970; Marshall 1989; Bloom 1992 |
|