in première: het stuk toont Elisabeth en Essex als hartstochtelijke mensen die gevangenen zijn van het strenge en moralistische hofleven. In een van de weinige niet-metrische toneelbewerkingen, Liebe und Staatskunst uit 1854 van Werther, staat een onbuigzame, trotse Essex tegenover een feeks-achtige Elisabeth: hier is het Essex zelf die weigert de ring terug te zenden, waardoor hij zijn eigen ondergang bewerkstelligt. Dit motief werd overgenomen door Laube, die in 1856 met Graf Essex wellicht het bekendste Duitse Essex-drama van de 19e eeuw schreef. In Engeland schreef Donald Campbell het versdrama Essex (1877). In de Nederlandse letteren van de vorige eeuw is alleen een historische studie uit 1865 van Sonstral bekend, Robert Devereux graaf van Essex: in deze ‘roman zonder verdichting’ wordt Essex regelmatig sprekend opgevoerd en de toon is tamelijk verheerlijkend, maar het werkje blijft te dicht bij de historische realiteit om van een puur letterkundige bewerking te spreken.
In de 20e eeuw wijkt het motief van de allesverterende hartstocht en jaloezie, en wordt er meer plaats ingeruimd voor een historisch en psychologisch correcte duiding van de verhouding tussen koningin en hoveling. Dit is overigens eerder zichtbaar in de stroom wetenschappelijke verhandelingen over de Elisabethaanse periode dan in de diverse artistieke uitingen. In de biografie Elizabeth and Essex. A Tragic History uit 1928 van Strachey is echter van objectivering nog weinig te bespeuren. Het boek - een mengeling van feit en speculatie - behoort tot een reeks ‘negatieve biografieën’, waarin Strachey zich ten doel stelde de reputatie van grote historische namen aan een scrupuleus onderzoek te onderwerpen. Het weinig objectieve karakter van zijn boek schuilt vooral in de bijna boosaardige wijze waarop Elisabeth wordt voorgesteld als een verwende, jaloerse en grillige persoonlijkheid die zich vastklampt aan haar machtspositie. Essex is een opvliegende, teugelloze Streber, die met zijn elegante verschijning en onmiskenbare intelligentie een gevoelige snaar raakt bij de oude koningin.
In 1930 ging het versdrama Elizabeth the Queen van de Amerikaan Maxwell Anderson in première. Essex wordt door zijn politieke tegenstanders als aanvoerder van het Engelse leger naar Ierland gezonden. Men hoopt dat de onafwendbare nederlaag de reputatie van Essex zozeer zal schaden, dat het gevaar van een machtsgreep door deze ambitieuze edelman kan worden afgewend. Het Engelse leger wordt inderdaad verslagen, maar Essex wordt bij terugkomst bejubeld. Zelfverzekerder dan ooit stelt hij Elisabeth voor de kroon te delen. De listige koningin doet alsof zij akkoord gaat, maar laat Essex uiteindelijk gevangen nemen en ter dood brengen. Het drama stelt een duidelijke psychologische tekening van de karakters tegenover het uiterlijk vertoon van het starre hofleven.
Eveneens in 1930 ging het toneelstuk Elisabeth von England van Bruckner (pseudoniem van Theodor Tagger) in première. Bruckner baseerde zich op Strachey's biografie. Het experimentele karakter van het stuk is gelegen in de gelijktijdige presentatie van gebeurtenissen aan het Engelse en aan het Spaanse hof: Filips en Elisabeth staan naast elkaar op het toneel en vertegenwoordigen ieder een eigen wereld in een gemeenschappelijk conflict.
Andere bewerkingen uit deze eeuw zijn van Meeker (The Queen's rings. The True Romance of Elizabeth, Queen of England, 1936), Hans Schwarz (Rebell in England, 1938), Dane (The Lion and the Unicorn, 1945), en Foote (The constant star, 1959), die zich concentreert op het huwelijk van Essex met de weduwe van de dichter Sir Philip Sidney.
Muzikale uitbeeldingen van de stof zijn niet erg talrijk. De opera Elisabetta, regina d'Inghilterra uit 1815 van Rossini, op een libretto van Giovanni Schmidt, gaat over de verhouding tussen Elisabeth en Essex' voorganger Leicester; de muziek voor de ouverture werd ontleend aan een eerder werk van Rossini en werd later gebruikt voor de Barbier van Sevilla. In 1833 volgde een opera van