tuur. Vanaf 1935 overweegt in Teirlincks ensceneringen eerbied voor het monument van ‘nationale kunst’, dienend ter bestrijding van Vlaamse minderwaardigheidsgevoelens.
In de novelle De boer die sterft uit 1918 van Van de Woestijne weerklinkt een echo van Elckerlyc, waar de stervende boer voor zijn dood bezoek krijgt van de vijf gepersonifieerde zintuigen. Veel vager is de verwantschap met andere beroemde sterfbedscènes, zoals De dood van Iwan Iljitsj uit 1886 van Leo Tolstoj. Op thematisch niveau is er stellig reden om Josef K. (Kafka, Der Prozess, 1925), de bankier Olivier (Vestdijk, Een moderne Antonius, 1960), Bech (Updike, Bech: A Book, 1970) en Maarten Klein (Bernlef, Hersenschimmen, 1984) als moderne ‘Elckerlycs’ te beschouwen. In dat verband moet ook het werk van Beckett worden genoemd. In deze gevallen wordt het universele lot van de mens getoond in een concrete fabel.
Ondubbelzinnig is de parallel met Elckerlyc in Een aanzienlijke vertraging uit 1981 van Koolhaas: Frederick Verhoeven krijgt zijn dood aangezegd en gaat vervolgens, met een editie van Elckerlyc bij de hand, op zoek naar herstel van de in zijn leven gemaakte fouten. Verhoevens belangrijkste fout bestaat misschien wel uit ‘Prinzipienreiterei’, die geen ruimte laat voor menselijke gevoelens.
In de muziekgeschiedenis zijn slechts enkele bewerkingen van de stof aan te treffen. Walford Davies zette in 1904 de Engelse Everyman op muziek voor solisten, koor en orkest. De Engelse zangeres en componiste Lehmann schreef in 1915 een opera naar de moraliteit. Sibelius schreef in 1916 toneelmuziek bij de Duitse bewerking door Hoffmannsthal. In 1993 ontstond de cantate Elckerlyc/Mariken van Nieumeghen voor koor, orkest en solisten van de Tsjechische componist Teml, op een compilatie van teksten uit beide genoemde werken.
De iconografie van Elckerlyc is beperkt. Interessant zijn de titelgravures bij uitgaven van de tekst, verder de houtsneden uit 1937 van Cantré. Sterke verwantschap lijkt aanwezig in de tekening van Pieter Bruegel de Oude (British Museum, Londen) en de daaruit ontstane gravure van Galle, die beide worden aangeduid als Elck: zelfkennis en het wellustig leven van de mens staan in het middelpunt van deze afbeeldingen.
Everyman werd een aantal malen door Amerikaanse regisseurs verfilmd, onder meer door Baillie 1962 en Mathers 1971. Hofmannsthals Jedermann werd in 1961 verfilmd door Gottfried Reinhardt. In de exuberante film elckerlyc uit 1975 van Stelling ontbreekt ieder christelijk perspectief en is de maatstaf van goed leven vaag humanistisch. Bij Stelling torst de kwakzalver Elckerlyc ezels en doodt hij mensen in zijn streven om God te zijn.
Adolf 1957; Grauls 1957; Parker 1970; Van Toorn 1976; Verschelde 1983; Van Schoor 1984; Morciniec 1985; Booy 1992; Hummelen 1993