Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1994)–Peter Altena, Léon Stapper, Michel Uyen– Auteursrechtelijk beschermdCardenio & Celindetreden op in Cervantes' Don Quijote (1, 24-36). Cardenio is een haveloze ridder die de nobele bestrijder van alle onrecht op diens lange omzwervingen tegen het lijf loopt en hem het relaas doet van zijn ongelukkige liefde. Ondanks de tegenwerking van hun vaders hebben Cardenio en Luscinda (haar naam bij Cervantes) elkaar eeuwige trouw gezworen. Als Cardenio's vriend Don Fernando ook bekoord raakt door de schoonheid en elegantie van Luscinda, besluit hij Cardenio met een loze opdracht weg te sturen om zo zijn handen vrij te hebben. Hij gaat Luscinda's vader om de hand van zijn dochter vragen, een verzoek waarmee de vader - die in Fernando een betere partij ziet dan in Cardenio - maar al te graag instemt. Luscinda, die niet tegen de wens van haar vader durft in te gaan, waarschuwt Cardenio middels een brief. Cardenio haast zich naar huis terug, maar komt te laat: verscholen achter een gordijn hoort hij tot zijn grote ontsteltenis hoe Luscinda, zij het na enige aarzeling, het ja-woord geeft aan Fernando. Onmiddellijk daarop valt zij flauw. Cardenio is ten einde raad en vlucht de bergen in. Met Don Quijote en Sancho Panza komt hij later de wonderschone pachters-dochter Dorotea tegen. Zij vertelt hun bedrogen te zijn door ene Fernando die haar eeuwige trouw had gezworen. Ook vertelt ze dat Luscinda bij de huwelijksceremonie een dolk bij zich had gedragen en een briefje waarin stond dat zij zich na de huwelijksvoltrekking van het leven zou beroven, omdat haar enige echte liefde Cardenio gold. Fernando zou haar hebben gedood indien omstanders het hem niet hadden belet. Luscinda was pas de volgende dag weer bijgekomen en enige tijd later naar een klooster gevlucht, maar Fernando is haar daar met geweld weg komen halen. Samen met de dolende ridder en zijn knecht trekken Cardenio en Dorotea verder en als ze op een dag in een herberg zijn neergestreken, komen er vier gemaskerde mannen en een gemaskerde vrouw binnen. Als de vrouw eindelijk spreekt, herkent Cardenio de klagende stem van Luscinda. Als alle maskers vallen, herkennen de koppels elkaar. Pas nadat Dorotea Fernando heeft gesmeekt zijn oude belofte gestand te doen, is hij bereid Luscinda vrij te laten, zodat de twee oorspronkelijke paren in ere kunnen worden hersteld.
Guillén de Castro komt de eer toe het thema voor het eerst te hebben behandeld in zijn toneelstuk Don Quijote de la Mancha uit 1621. Shakespeare wordt wel als auteur genoemd van een verloren gegaan toneelstuk met de titel Cardenno of Cardenio, dat gebaseerd moet zijn geweest op het verhaal van Cervantes. Het stuk is in 1613 in Londen opgevoerd. Een officiële vermelding van het stuk in 1653 noemt naast Shakespeare Fletcher als coauteur. De Shakespcare-kenner en -editeur Theobald beweerde de stof voor zijn toneelstuk Double Falsehood or the Distressed Lovers uit 1728 aan een manuscript van Shakespeare te hebben ontleend. Hij heeft dit nooit met bewijzen kunnen staven (hetgeen Fielding aangreep om Theobald tot mikpunt van spot te maken) en het is waarschijnlijker dat zijn bron een vertaling van Cervantes' vertelling is geweest. Ook in Frankrijk is het verhaal enkele malen in de vorm van een toneelstuk gegoten: twee stukken onder de titel Les Folies de Car- | |
[pagina 42]
| |
denio zijn bekend van Pichou 1628 en Coypel 1720, en Guérin de Bouscal schreef in 1639 het drama Don Quixote de la Manche. Montalbán koos voor het studentenmilieu als decor voor zijn novelle La fuerza del desengaño (De kracht der ontgoocheling) uit 1624. De naam Cardenio voor de ongelukkige hoofdpersoon is in dit stuk ingewisseld voor Fernando en zijn geliefde heet hier Lucrecia. Fernando laat zich verdringen door een doortastender en schaamteloze rivaal Valerio die Lucrecia 's nachts bezoekt en overweldigt. Een derde student, Teodoro, wordt verdacht van de verkrachting en de ouders van het meisje dringen er bij hem op aan haar tot zijn vrouw te maken. Hij weigert echter en wordt in de armen gedreven van de duivelse verleidster Narcisa, wier minnaar hij vermoordt. Als hij Narcisa wil verlaten, probeert zij hem met behulp van een toverdrankje terug te winnen. Teodoro vat het plan op de verrader Valerio te doden. Door geestesverschijningen worden Narcisa en Teodoro van de uitvoering van hun plannen afgehouden. Tenslotte komen ze tot inkeer, tonen berouw en gaan het klooster in. Gryphius kende de novelle van Montalbán in de Italiaanse vertaling Prodigi d'amore van Cialdini uit 1637. Gryphius' treurspel Cardenio und Celinde uit 1657 speelt zich eveneens in het studentenmilieu af, aan de Universiteit van Bologna. De Spaanse student Cardenio bemint de edele Olympia, die echter met Lysander in het huwelijk treedt. Cardenio zoekt dan zijn toevlucht in de armen van de lichtzinnige Celinde, wier minnaar hij in een vlaag van jaloezie om het leven brengt. Op een avond, als hij besloten heeft zich op Lysander te wreken, lokken geesten hem naar een crypte, waar hij Celinde aantreft die op haar beurt op zoek is naar de drank die Cardenio voor immer aan haar zal binden. Beiden komen tot inkeer en Cardenio vraagt Olympia vergiffenis voor zijn slechte gedachten en plannen. Deze tragedie, die is beïnvloed door Shakespeare en Vondel, kondigde de overgang aan van het classicistisch drama naar het burgerlijk drama van de 18e eeuw en oefende veel invloed uit op Duitse romantici, onder wie Achim von Arnim, die de Cardenio-stof voor een eigen bewerking benutte. Harsdörffer toont in Der grosse Schauplatz jämmerlicher Mordgeschichte uit 1652 een modern aandoende belangstelling voor de psychologie van de misdadiger. Het verhaal ‘Zauberlieb’ hieruit is een variant op Montalbán. Ook hier vinden we de motieven van de toverdrank, het berouw en het intreden in het klooster. Halle und Jerusalem. Studentenspiel und Pilgerabenteuer van Achim von Arnim werd in 1811 geschreven, maar pas in 1846 postuum uitgegeven. Het is deels gebaseerd op Gryphius' drama, waarvan het een bewerking heeft willen zijn, maar grijpt voor het eerste deel tevens terug op Cervantes en Montalbán, en voor het tweede deel - een pelgrimstocht naar Jeruzalem - op Calderón. Bovendien verbond hij de Cardenio-stof met het verhaal van de wandelende jood »Ahasverus. Het eerste deel speelt in de studentenstad Halle. Lysander is verliefd op Olympie, die echter meer onder de indruk is van de charmes van Cardenio. Lysander verzint daarop een list en dringt 's nachts door tot de kamer van Olympie. De vechtjas en rokkenjager Cardenio wordt voor de indringer gehouden en Olympie stemt er ontgoocheld in toe met Lysander te huwen. Cardenio zoekt nu troost bij de prostituée Celinde. Hij doodt een van haar aanbidders en staat op het punt Lysander om te brengen als hij daarvan af wordt gehouden door de geest van Olympies moeder en de jood Ahasverus. In het tweede deel neemt Ahasverus Cardenio en Celinde mee op een pelgrimstocht naar Jeruzalem, teneinde de verhouding tussen hen in een zuivere liefde om te zetten. Onderweg worden zij echter tijdens een storm door de bemanning overboord gezet, maar slagen erin het vasteland te bereiken. Ahasverus bekent nu de vader te zijn van Cardenio en Olympie: hun moeder is Anthea, die door Ahasverus werd verkracht, een daad waarvoor de jood moet | |
[pagina 43]
| |
Gustave Doré, Fernando voert Luscinda weg uit het klooster, waar zij haar toevlucht had gezocht, z.j., gravure.
| |
[pagina 44]
| |
boeten door eeuwig rond te zwerven. Cardenio en Celinde boeten voor hun zondig leven door een streng kluizenaarsbestaan te leiden. Op Paasdag sterven zij van uitputting. Ook Olympie en Lysander ondernemen de tocht naar het Heilig Land. Lysander raakt in de slag om Akra gewond en sterft aan de opgelopen verwondingen, zijn blik gericht op de Heilige Stad. Olympie besluit het klooster in te gaan, en Ahasverus zet zijn eindeloze tocht over de wereld voort. Bij Immermann 1826 is Celinde medeplichtig aan de moord op Lysander, die door Cardenio wordt uitgevoerd. Een typerend romantisch ‘Schauer’-element is dat het hart van het slachtoffer dient als hoofdbestanddeel van de liefdesdrank die hen voor altijd moet binden. De geesten die hier verschijnen, verhinderen weliswaar niet de moord maar wel de vlucht van de moordenaars, die hun daad met de dood bekopen. In het drama van Dülberg (Cardenio, 1912) laat rechter Lissandro een oogje vallen op Olimpia, Cardenio's geliefde. Op een avond dringt hij haar kamer binnen en verkracht haar, zonder dat zij weet wie de dader is. Door haar omgeving wordt Olimpia niet als slachtoffer, maar als schuldige behandeld. Lissandro toont dan zijn goede hart door haar te huwen, maar reeds in de huwelijksnacht onthult hij zelf de dader te zijn. Cardenio zoekt inmiddels troost in de armen van het hoertje Celinde. Als Olimpia op het punt staat te bevallen, bekent zij Lissandro haar liefde voor Cardenio. De hartstocht leidt hier niet langer tot verlossing: Cardenio doodt Lissandro en slaat vervolgens de hand aan zichzelf. Castle 1939; Ricci 1947; Paulin 1968 |
|