Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijToon: O Kars-nacht! schoonder, &c.1. 'k ZUcht naar een zaal, die 't kristalijnen
Gewelf met vlammende robijnen
En eeuwig blinkend sterren goud
Bezaid heeft tot haar vloer-gesteente,
Daar Iesus 't Lam met zijn Gemeente
In duizend weelden bruiloft houd.
2. Daar d' Ouderlingen blank van hairen
De galmen van hun gulden snaaren,
| |
[pagina 742]
| |
Ter eeren van dit heerlijk feest,
Vermengen met der Eng'len keelen,
En lief'lijk op hun harpen speelen
Den lof van aller geesten Geest.
3. Daar duizenden snee-witte zielen
Sta'ig voor den throon des Hoogsten knielen;
Daar twee paar dieren anders niet
Als heilig! heilig! heilig! zingen;
Zulx dat al 's Heemels zolderingen
Sta'ig dreunen van dit heilig lied.
4. Daar Patriarchen, Martelaaren,
Daar meenigte vergoode schaaren
Te feest gaan in Gods eeuwig licht,
En weelde smaken, niet t' ontfouwen,
Zoo meenig-maal als zy aan-schouwen
Dat drie-maal heilig aangezicht.
5. Dit is de vreugde, dit 's 't vermaaken
Daar ik nu gants naa hijg en haake
En staadig 't ooge slaa naa toe.
Die balling gaa langs Weerelds baanen,
Die swerve door dit dal der traanen,
En ben al lange zat en moe.
6. Mijn vaste wooningen en hooven
Die zijn gehecht, geboud daar booven,
Door Goodes hand, jaa zelfs van God.
'k En wil in deeze slijk-gewesten
Mijn tabernakelen niet vesten,
Noch d' aarde neemen voor mijn lot.
7. Wat heil toch zou my d' aarde geeven,
Die noch in 't voor-hooft draagd geschreeven
Het vonnis teegens my geveld?
En my, wat voet-pad dat ik kooze,
Meer doornen heeft als zachte roozen,
In 's leevens loop-baan voor-gesteld.
| |
[pagina 743]
| |
8. Dies vlied ik d' aard met al haar lusten,
En mijd haar banken, klippen, kusten,
En wend mijn oog naa haar niet om:
Maar neem mijn koers nu elders heenen,
En poog mijn ziele te vereenen
Met Iesus 's Heilands Bruidegom.
9. Om met mijn Iesus 's Bruilofts feesten,
Verzelschapt van al 's Heemels geesten,
In d' on-uit-spreekelijke vreugd,
Vreugd, die noit Menschen hert verstonde,
Noit oor, noit oog bereiken konde,
Te vieren in een vol geneugd.
I.d'.D. |
|