Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijVoiz: Hoe lang ach Heer!1. MYn ziele dorst
Naar U, mijn God, mijn Kooning en mijn Heer!
Om U 't aanschouwen,
O leevens Vorst!
De hoop vermaakt mijn hert nu meer en meer;
Laat ik die houwen,
Op dat zy my mag brengen t' einde 't pad
Van uwe groote noit vol-preezen stad,
Mijn hoop, mijn lust, mijn leeven en mijn schat.
| |
[pagina 740]
| |
Ai kom!
Ai kom!
Mijm rom!
2. Ach! mogt mijn oog
Dien blijden in-treed van mijn Kooning zien,
Tot daar de wolken
Nu staan om hoog,
Wanneer Hy Hem met d' Engelen laat zien
Van all' zijn volken;
Op dat wy dan, met aller Eng'len toon,
Zijn gloory zingen in des Heemels throon,
En zoo genieten 't on-verdiende loon.
O schat!
O schat!
Die 't vat.
3. Hier zal de dood
't Geluk van 't volk dat God ten dienst bereid
Noit weeder-haalen.
Zoo dat geen nood,
Geen rou, geen ramp, of andere droefheid
Op haar zal daalen:
Maar volle vreugd en heerelijk geluk,
Zal God haar geeven voor dien korten druck,
Wanneer Hy ons in zijnen Heemel ruk.
Verwacht,
Verwacht,
Deez' kracht.
4. O! blijden dag!
Wanneer de tijd van 't eeuwig leeven naakt
Van Gods verkooren,
Die met ontzach,
De vreugdelijke stem, die God dan maakt
Ook moogen hooren!
Wanneer Hy zeid, en dat met bly gelaat,
| |
[pagina 741]
| |
Bezit mijn rijk, 't welk voor u oopen-staat,
Wiens glans en gloory nimmer-meer vergaat.
Ai! rust,
Ai! rust,
Met lust.
5. Hier zal men God
Met volle heerlijkheid en glans en pracht,
Met d' oogen schouwen
In heils genot
En volle vreugd, die naar zijn kind'ren wacht,
Voor haar te houwen!
Mijn ziele swemd, als in een diepen bloed,
Wanneer de vreugd maar eenigzins 't gemoed
Komt raaken met het aller-zoetste zoet.
Mijn Heer!
Mijn Heer!
Wanneer?
B.J.S. |
|