Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 670] [p. 670] De wensch Bekrachtigt. Bruilofts-Rijm. 1. IK zing geen yd'le lof van bruid of brui'goms eer, Of van haar jeugd, of vreugd, of diergelijke zaaken. De waarheid leerd ons ernst in plaats van dwaas vermaaken. Des hebbe iemand wat, het zy of troost, of leer. 't Geluk, als wensch'lijk heil, begeerd den Mensch als goed. Doch door begeert alleen en werd'et noit bekoomen: Maar werk by wensch gevoegd is 't werk van alle vroomen, Om dat geen wensch de deugd maar 't werk die worden doet, 2. Uw wensch is, dat gy meugt ontfangen hier van God Zijn gunst, en alder-meest zijn heil en eeuwig leeven. 't Is wel, dien wensch is goed; en elk zal dien wel geeven; Maar weet dat zy u wijst te doen naa zijn gebod. Begeerd gy dat het aardz van u mag zijn versmaad, Om dat u God tot veel vol-maakter heeft bescheiden? Zoo moet gy, door de deugd uw wandel zoo beleiden [pagina 671] [p. 671] Dat gy dien wensch vervuld, of 't is vergeefze praat. 3. Wy wenschen u 't gemoed wel rein en omgekeerd, En dat gy, wel getroost, des vlees vermaak kond derven; Waar uit met eenen volgd wel-leeven en welsterven, 't Welk waarlijk 't hoogste zy, dat iemand oit begeerd: Maar, wel vereenigt paar, gelooft, 't is niet genoeg Om 't teedere gemoed met wenschen te versterken; 't Is nu uw tijd van vlijt, van wakker zijn en werken: Want dit 's het werklijk woord slaa handen aan de ploeg. 4. al wenschen wij u toe zoo veel van 't aardze geld, Of kind'ren, of vermaak als God u toe zal voegen; Zoo staat nochtans aan u het vroolijk wel-genoegen, Hoe-daanig u den staat des houlijks zy gesteld. Doch wat is goed of geld? Wy wenschen u een schat, Die niet alleen van 't quaad u zuiver zal bewaaren, Maar in d' opregte deugd vol-koomen weeder-baaren, In dien gy neerstig zijt op waarheids heilig pad. 5. Volg Christus op het spoor, waar dat hy heenen gaat: Die al-tijd eenderlei zoo gist'ren was als heeden. Zijn leering is een zap en voedzel an uw zeeden, [pagina 672] [p. 672] In dien gy nimmer-meer zijn onder-wijs verlaat. Een paarig zy dien aard in uw gemoed geboud; Niet angstig uit-geparst by tijden en by vlaagen: Maar willig en van zelfs, op-recht naa Gods behaagen. Want welke Wijn-druif groeid aan bars en steek'lig hout. 6. De waarheid zy uw wit, zoo lang gy adem schept. Gebruik de Weereld als een vreemde wandel-steede. En komt gy tot ten trap van heiligheid en vreede, Ziet dat gy dan bewaard 't geen gy gewonnen hebt. Sluit voor 't verganklijk schoon uw ziel en zinnen toe, Op dat des Weerelds glans u d' oogen niet verblinde; Maar tracht, door 't God'lijk woord te zijn van Gods beminde, Zoo werd de Weereld U, en gy der Weereld moe. 7. De Weereld is een zee, die staadig rijst en daald: Daar word gy als een schip geslingerd van de baaren. Maar wel u! zoo gy rust in on-rust kond ervaaren, En noit van uw kompas de minste stip verdwaald. Dit wenst u mijn gemoed. Let gy op waarheids leer. Zoo gy haar eis betracht door alles wel te peilen; Gy zult, in dien gy houd de rechte streek in 't zeilen, U binden op de ree in ruste by den Heer. A.J. Vorige Volgende