Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 635]
| |
Stemme: Psalm C. Gy volkeren des aardrijks al.1. ALs ik des Weerelds doen te deeg
In mijnder herten over-weeg,
Niet is 'er, dat my meer behaagd,
Dan dat men zich God-vruchtig draagt.
2. Want al wat hier beneeden leid
Vergaat, en is slechts ydelheid;
Maar die zijn hert naa booven stuurd,
Die vind een goed dat eeuwig duurd.
3. Prijs-waardig is de jonge jeugd,
In wien de lust ontsteekt tot deugd,
Die steeds het oog op Christus slaan,
Waar door zy recht ten Heemel gaan.
4. Die zoo een lust in zich gevoeld,
En nergens als naa booven doeld,
Die heeft gants niet met d' aard in 't zin:
Maar houd de Heer voor zin gewin,
5. O! dat die lust noit op en hiel,
Tot rust en troost van mijne ziel,
En tot mijn heilands lof en eer!
O God! dit is al mijn begeer.
|
|