Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijZang: Uit mijnes herten gronde, &c.1. ALs ik begin 't aan-merken
In aandacht van gemoed
De grootheid uwer werken,
Die Gy, o Heere! doet:
| |
[pagina 633]
| |
Hoe net Gy zon en maan
Op haar bequaame tijden
Het aard-rijk doe verblijden,
En noit laat over-slaan.
2. Hoe d' aard, als d' alder-swaarste,
Noch booven 't waater rijst;
Waar door Gy op het klaarste
Uw moogentheid bewijst,
Die nergens vast op staat;
Maar aan uw woord gebonden,
Het zelve neemt tot gronden,
Waar van zy noit vergaat:
3. Alleen, dat zy bevangen
Met lucht, zoo dun en licht,
In haaren ring blijft hangen
Een-paarig in 't gewicht,
Zoo schoon en rijk vercierd,
Met voogels in de boomen,
Met viszen in de stroomen,
Met mak en wild gediert.
4. Dan let ik op mijn poogen
Mijn arbeid en verstand;
En zie mijn on-vermoogen,
Wanneer my uwe hand
Geen hulp noch by-stand bied.
Want blijft uw gunst niet schijnen,
Mijn zijn moet strakx verdwijnen
En gaan we'er in zijn niet.
5. Wat ben ik klein van waarde,
Als stof en niettig kaf!
Hoe haastig wierd ik aarde,
Liet maar uw hand eens af!
Mijn kracht is zonder kracht;
Want staat Gy haar eens teegen,
| |
[pagina 634]
| |
Zy kan haar niet beweegen,
Zoo groot is uwe magt.
6. Ik heb dan groote reeden
Om tot uw throon te gaan,
En spreeken met gebeeden,
Uw magt en goedheid aan:
Bewaar uw schepzel, Heer!
Mijn ziel wil op gaan draagen
Haar wil in uw behaagen,
En buigen voor U ne'er.
7. Voor angst, voor smaad en lijden,
Wanneer 't te lastig viel;
Wild my of heel bevrijden,
Of sterk mijn zwakke ziel
Der boozen haat is groot,
En vriend'lijk zijn de vroomen:
Laat my by deezen koomen,
En blijven tot ter dood.
8. Wanneer den duist're morgen
Mijn lichaam slaap'rig houd,
O Heer! wild Gy dan zorgen,
Gelijk mijn ziel vertroud;
Uw oog' noit waakens moe,
Laat op mijn heil dan merken,
En dek my, met uw vlerken,
Dat niemand my mis-doe.
9. Wilt voorts mijn ziel geleiden,
Door uw genaadig woord,
Op Sions schoone weiden,
Daar zy uw lof aan-hoord.
En als ik, in de deugd,
Stand-vastig koom te sterven;
Laat my die eeuw verwerven Van uw vol-maakte vreugd.
A.J. |
|