Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 607]
| |
Stemme: Van den xxiv. Psalm.1. WIe zit zoo heerlijk op den throon
Aan 's Vaaders rechter-hand ten toon?
Wie is het dien de zuiv're reijen
Der heil'ge Eng'len zingen lof
In 't God-gewijde Heemels-hof?
En met geschal zijn eer uit-breijen?
2. 't Is Iesus: wiens gezeegend rijk
Niet van de Weereld was, gelijk
De heerschappy van 's Weerelds Grooten,
Toen Hy des aard-rijks vloer betrad:
Maar die zijn goude rijk-staf had
In 't hoogste Heemel-rijk beslooten.
3. 't Is Iesus, Gods geheiligd Lam,
Die 's Weerelds zonden op zich nam,
En wien de Weereld niet wou eeren.
't Is Iesus, die om-ringd met druk
En blood van 's Weerelds schijn-geluk
Den weg ter zaaligheid quam leeren.
4. Door hem nu moeten buigen ne'er,
Als voor hun Vorst en Opper-Heer
Des Heemels hoog verheeven schaaren,
En al wat op den aard-kloot leefd:
Iaa zelfs de helze Kooning beefd
Voor hem, met alle zijn dienaaren.
5. Hy die den Menschen was een spot,
Is alder-meest geacht by God,
| |
[pagina 608]
| |
En die geen luister had op aarden,
Is naa zijn droeve ramp en kruis
Verheeven in zijns Vaaders huis:
En heeft de staat der hoogster waarde.
6. Wel aan dan, o mijn ziele! loofd
Den naam van uwen Opper-hoofd:
Den naam van Iesus zoo verheeven:
En buig u needer voor zijn throon:
Stijg opwaarts naa het opper-schoon,
Daar Hy bereid heeft 't eeuwig leeven.
J.V.L. |
|