Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStem: Wanneer het hert nu klaar, &c.1. HOu feest, mijn Geest, hou feest, nu gy ten dis getreeden
Zijt op het hoog banket, waar in door wijn en brood
Verbeeld word, hoe de Vorst des leevens liet zijn leeden
Verbreeken, en zijn bloed uit-stortend wierd gedood.
Verheug u vry aan deezen dis,
Daar liefd uws bruidegoms voltoid
De vreugd volmaakt. Hoe heuglijk is 't
Die wel bereid dus word genoid?
Zit aan, zit aan, zit aan, zit aan met bruilofts kle'eren,
Op dat, op dat, op dat, op dat Hy u niet weere.
2. Betuig, betuig zijn liefd, hoe hy in bitter lijden
Den Wijn-pars een'lijk trad, hoe 't sweet' als dropp'len bloed
| |
[pagina 565]
| |
Ter aarden needer-viel, hoe bang hem viel te strijden,
Eer den verraader Hem als meester-kuszend groet'.
Hoe dat die snood en booze schaar
Met stokken quam, met lans en speer,
Om t' Lam te vangen, of het waar
Een wreeden tijger, leeuw of beer,
Maar 't Lam, dat quam, dat quam, dat quam heel zacht getreeden,
Ik ben 't, ik ben 't, ik ben 't, ik ben 't zoo luid zijn reeden.
3. Aanschou nu eens uw Heer, dus deerelijk mis-handeld,
Geslaagen met een vuist, bespoogen in 't gezicht,
Zijn rug door roeden-straam als met een ploeg door-wandeld,
Voor een Gods-lasteraar beloogen en bericht.
Als Kooning met een doornen-kroon
Gekroond, en met een purpur kleed
Uit spot om-hangen, en uit hoon
Gevraagd, gelijk een valz Propheet,
Wie is 't, wie is 't, wie is 't, wie is 't die heeft geslaagen?
Dit al, dit al, dit al, dit al heeft Hy verdraagen.
4. Oog eens zijn stappen naa, hoe 't teed're lijf geboogen
Gaat onder 't houten kruis, te jammerlijk gedrukt,
Hoe wreed zijn kleederen hem worden uit-getoogen,
Hoe zijn hoogwaarde lijf wert op het hout gerukt.
| |
[pagina 566]
| |
En yz'ren naagels gaan, o schrik!
Door zijn hoog-waarde hand' en voet',
Hoe hy in 't laatste oogen-blik
Met gal en edik werd gevoed.
Hoe nijd, en spijt, en spijt, en spijt haar gal uitbraakten.
En Hem, en Hem, en Hem, en Hem als kooning wraakten.
5. Verbeeld u nu het kruis, waar aan Hy op-gehangen
Zijn Geest op-offerd', in zijns Vaaders liefde-schoot,
En tusschen moordenaars moest moorders-loon ontfangen,
Hoe tot een teeken, dat hy waarelijk was dood,
Zijn zijd' wierd met een lans door-boord,
Daar uit stroomd waater ende bloed.
Dus had de wreedheid, noit gehoord,
Haar bloed-lust eerst ter deeg' geboet.
Belij, belij, belij, belij voor alle volken
Zijn dood, zijn dood, zijn dood, zijn dood wild haar vertolken
6. Dus hebt gy dubbeld stof u innig te vermaaken
In d' vervloei'nde liefd', van die ter dis u nood,
Want waar kan oit het vuur der liefde gloei'nder blaaken
Als daar men zich begeeft in d' alder wreedste dood?
Vervroolijkt u in deezen liefd,
En laatze eeuwig in uw hert
On-on-uit-wiz'lijk zijn gegriefd,
Zoo datze noit vergeeten werd.
Of noit, of noit, of noit, of noit we'er word verlooren,
| |
[pagina 567]
| |
't Beklijft, 't beklijft, 't beklijft, 't beklijft 't geen werd verkooren.
7. Hou dus geheugenis van 's Heeren dier-baar sterven,
Verkondig zoo zijn dood, tot dat Hy een-maal naakt;
Op dat der zonden lust hoe langs hoe meer versterve,
En alle eigen wil werd in de grond verzaakt;
En dat, zoo Hy is voor-getre'en,
Gy volligt nu op 't zelve spoor,
Kloek-moedig door den kruis-weg heen,
Waar op stand-vastig Hy ging voor.
Wie met, wie met, wie met, wie met Hem wil verblijden,
Die moet, die moet, die moet, die moet eerst met Hem lijden.
L.T. |
|