Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 495]
| |
Voiz: Un jour, &c.1. HOog! om hoog! mijn ziel naa booven!
Hier beneeden is het niet:
't Rechte leeven, lieven, looven,
Is maar daar men Iesus ziet.
Al wat gy ziet op aard,
Al wat gy hoord op aard,
Is uw kost'lijk leeven, lieven looven,
Al wat gy wenscht op aard,
Is uw kost'lijk hert niet waard.
2. Schoon en pracht is enkel schijn, en
Ydelheid al 't kostelijk,
Lusten met gebruik verdwijnen,
Goud en zilver is maar slijk:
Daar 't kostelijke bloed,
Daar 't kostelijke bloed,
Waardig al uw leeven, lieven, looven,
Daar 't kostelijke bloed
't Hert booven alles gelden doet.
3. 't Leeven zonder eind en heerlijk,
Naa dit leeven krijgelijk,
Is, mijn ziel, alleen begeerlijk
En beweegd on-zichtbaarlijk:
Sluit maar uw vleeslijk oog,
Sluit maar uw vleeslijk oog,
Want dit heerlijk leeven, leeven, leeven,
Sluit maar uw vleeslijk oog,
Want dit leeven is om hoog.
4. Zonder sterven voor God leeven
Zonder moeite, zonder pijn,
| |
[pagina 496]
| |
Zonder ziekte, zonder beeven,
Zonder quel, en zonder quijn:
O yd'le ziel! bedenk,
O yd'le ziel! bedenk,
Zonder sterven leeven, leeven, leeven.
O yd'le ziel! bedenk,
Wat u den Heemel goedig schenkt.
5. Leeven in vol-maakte deugden
Tot des Heere heerlijkheid,
Vroolijk in des Heemels vreugden,
Heilig in zijn heiligheid:
Met zoo een glans vereend,
Met zoo een glans vereend,
Zonder zonden leeven, leeven, leeven,
Met zoo een glans vereend,
Zie wat den Heemel u verleend.
6. Herzen-loozen, die de snooden
Zonden doet, en daar in leefd,
Weet gy niet, dat u de dood en
Hel noch in den boezem kleefd?
Wild gy ten leeven gaan?
Wild gy ten leeven gaan?
Vang der deugden leeven, leeven, leeven,
Wild gy ten leeven gaan?
Vang hier het deugdzaam leeven aan.
7. Wenschelijk en lievens-weerdig
Is mijn Iesus, daar de min
Al tijd tot wat anders veerdig
Vind alleen genoegen in!
Mijn ziel naa booven dan,
Mijn ziel naa booven dan,
Daar ik Iesus lieven, lieven, lieven,
Mijn ziel naa booven dan,
Daar ik het heil aan-schouwen kan.
| |
[pagina 497]
| |
8. Alder-minnelijkste schoonheid!
Oorzaak van wat hier booven schijnt,
Die door jaaren noch gewoonheid
Min vermaakt, of oit verdwijnd.
Uw schoonheid bid ik aan,
Uw schoonheid bid ik aan,
Wil ik oit iets lieven, lieven, lieven,
Uw schoonheid bid ik aan,
Daar zal het hert eerst heenen gaan.
9. Allerlei bevalligheeden
Die men hier bedenken kan,
Menschen liefde, Menschen zeeden
Zijnder maar een schaduw van.
Dit steeld mijn hert en al,
Dit steeld mijn hert en al,
Lust my yet te lieven, lieven, lieven,
Dit steeld mijn hert en al,
Dit booven al ik lieven zal.
10. Ach! dat aller Menschen tongen,
Aller Eng'len wakkerheid
t' Zaamen-spanden, t' zaamen zongen
Iesus lof en heerlijkheid!
Waak op hert, mond, en hand
Waak om mijn cyter; want
Iesus is te looven, looven, looven:
Waak all' op hier is stof,
Zing zonder einde Iesus lof.
Jod. v. Lod. |
|