Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijToon: Geswinde boode van de min.1. ALs Iesus eens de harpe slaat
In een rein gemoed,
Daar vreeze-Gods gespannen staat:
O! wat klinkt dat zoet!
Ach hoe bly
| |
[pagina 479]
| |
Is dat hart!
Dat nu vry
Van zijn smart
God loofd,
Met een op-waarts-geheeven hoofd.
Hier weet niemand af,
Die gevoed met draf
Van slegte aardze vreugd,
Zig in den schijn verheugd.
2. De ziel, die deeze voor-smaak heeft
Verkreegen van zijn Heer,
Is nu gereed, zoo lang zy leefd,
't Ontfangen tot Gods eer,
Zoo het quaad,
Als het goed,
Zoo het zuur,
Als het zoet;
En rijk
Acht hy 't aards al t' zaam voor slijk.
Alles acht hy scha'e,
Volligd Christus naa,
Geboogen onder 't kruis
Naa het eeuwig vreugden huis.
J.L.
3. Naa 't nieuw-Ierusalem geboud
Van paar'l, en diere steen,
En daar de straaten zijn van goud
Daar men ziet door heen.
In die Stad
Is zijn schat,
Iaa zijn God
Is zijn lot
En deel:
O die ziel! wat heeft hy veel?
| |
[pagina 480]
| |
De Goddelijke-zang
Toefd hem al te lang
In het Heemels koor,
Die daar zoet streeld het gehoor.
4. De daagen hem als jaaren zijn,
Zoo verlangd die mens
Naa 't zoet geniet van Gods-aanschijn;
Dat is al zijn-wens;
Daar de troon
Van Gods Zoon,
't Witte kleed
Leid gereed,
O my!
Al die Heemelz meelody
Stat naa hem en wacht,
Iaa 't hem als toe-lacht,
Zoo dat hy, zonder schroom,
Roept o Heere Iesus koom!
J.H. |
|