Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStem: O Slaap! o zoete slaap!1. WEl op mijn lang ontstelde snaaren,
Wild op de luit u noch eens paaren,
Om maaken een geklank
Van vreugden-zank;
Hoe een Christen hert,
| |
[pagina 463]
| |
Vry van alle smert,
Hoe een Christen hert, met reeden,
In vreugd zijn tijd hier mag besteeden.
2. Een Christen heeft de grootst' oorzaaken
Om in zijn geest zich te vermaaken;
Schoon dit een Weerelds-kind
Zoo niet verzind,
Dat hy vroolijk leeft,
Maar wel angstig beefd,
Dat hy vroolijk leefd, wiens ooren
Deez' strenge les steeds moeten hooren:
3. Doe boet, verlaat, verzaak, bekeer dy,
Neem op uw kruis, volg my naa leerd Hy.
Dit schijnd wel straf en swaar
In 't eerste, maar
Een her-booren geest,
Die den Heer recht vreezd,
Een herbooren geest is 't lichte
Last, en zijn jok een zoete plichte.
4. Hoe kan 't hem swaar of moey'lijk prangen,
Dien Christus zelfs wil troost erlangen?
Waar Christus zelfs is borg,
Wie heeft daar zorg?
Die slechts U heeft, Heer!
Acht dan geen ding meer;
Die slechts U heeft, Heer vol waarden,
Wat vraagd die naa Heemel of aarde?
5. Maar tel eens op, waar uit het bly-zijn
Hier meest ontstaat. Is 't niet door 't vry-zijn
Ont-koomen uit 't gevaar?
(Het blijkt te klaar.)
Rijkdoms toe-verlaat?
Hooge ampt of staat,
Hoog ampt of staats-vereering?
| |
[pagina 464]
| |
En 's grooten Houwelijke vermee'ring?
6. Is 't vreugden-stof 't gevaar t' ont-springen?
Een Christen is (o blijde dingen!)
Van helle, Duivel, dood
Haar ramp , angst, nood,
Van haar slaaverny
Los-gemaakt en vry,
Van de slaaverny der zonden.
Door Christus is de strik ont-bonden.
7. Is 't geld of goed? 't zijn schatten heerlijk,
't Is rijkdom groot, jaa on-waardeerlijk
Vry van verderf en mott',
Roest en verrot.
Spijt der roovers list,
In den Heemel is 't
Voor een op-recht Christ behouden,
Die op 't on-zienlijk vast betroude.
8. Is 't eer of staat? (verblijd u vroomen)
Een Christen is alleen gekoomen
Tot d' hoogste heerschappy,
En monarchy.
Hy is sterker held,
Als die steeden veld;
Hy is sterkker held, jaa Kooning,
Die Heer is in zijn 's herten wooning.
9. Zijn 't groot of rijke houwelijken?
Geen echt op aard' mag men verg'lijken
By de verhoolentheid.
Die daar in leid,
Hoe een Christen-spruit
Hoog gegeeven uit
Word tot Christus bruid, en kindschap
Gods, al zijn heil'gen krijgt tot vrindschap.
10. O! Christen vreugden-rijke zeegen!
| |
[pagina 465]
| |
Wanneer men recht gaat over-weegen
By deeze ziel-geneugd,
Al 's Weerelds vreugd:
Ach! wat is 'et toch?
Waan-vreugds vals bedrog.
Acht! Wat is het toch, als ellend?
's Geweets wroeging, en treuren 't spel end.
11. Een Christens blijdschap is bestendig,
Blijd hier, noch blijver 't end on-endig
In 's Heemels vreugden-feest.
Dit 's d' oorzaak meest
Dat hy wel vernoegd,
Hoe het God hier voegd,
Daar op zijn genoegt gevest is.
Wel doen en vrolijk zijn het best is.
12. O vreugdes eenig fontein-ader,
Geef dat uw vreugd, 's geests vreugd, ons naader
En innerlijker kust
Met herte-lust;
Dat elk Christen hert
Vry van bange smert,
Dat elk Christen hert met vreede
In rust en vreugd zijn tijd besteede.
Amen. J.P.S. |
|