Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 385]
| |
Stem: Tot U, o Heer! roep ik, verleen' uw ooren.1. O Goede God! hoor met geneigde ooren
Mijn klagt en stem; wild mijn gebed verhooren
Och! laat mijn zond in uw gepeinz noit sweeven
Om recht te doen, maar wild genaade geeven.
Ik heb berouw, mijn God! en ben verslaagen
Om mijn mis-drijf: ik schrey schier heele daagen
Om uw genaa; heel dog mijn zieles wonden
Door 't bloed uwe Zoons 't slagt-offer voor de zonden
2. 'k Vertrouw, Gy zult U mijns gekerms ontfarmen:
Want 't zondig hart t' om-helzen in uw' armen
Is uw natuur, als 't d' ootmoed ne'er doet zygen
En 't ziele gesmeek tot in uw troon komt stygen!
Iaa zelfs uw Zoon gaafd G' in der boozen handen,
Om 't hei-loos volk, uw zondige vyanden,
Te redden uit de zond en 's doods verderven,
't Bekeerde hart zal dan genaad verwerven.
3. Mogt by genaad mijn ziel uw geest erlangen,
Zoo wierd 't geween, door vreugds-gezang vervangen:
Ik kan, 't is waar, op uw beloften rusten,
| |
[pagina 386]
| |
En my door kracht van 't zoen-off'rhand verlusten;
Mar gunst uws geests zal klaarder my betoonen,
Dat my mijn God van straffe zal verschoonen;
Iaa dat my 't recht van 't kindschap is gegeeven:
De bron van lust en van 't vol-vreugdig leeven.
4. Ik kniel hier-om in diepe ootmoed needer;
Ik zugt en smeek; ik koom met traanen weeder
Voor U, mijn God! ik bid wild my doch schenken
De gaaf uws geests; doe Heer mijn ziel verdrenken
In 't Heemel-nat, dat leevend afkomt vloeyen
Van uwen Troon; en doe die stroomen groeyen
Tot vol genot van 's Geestes vrindlijkheeden:
Ay God! verhoor mijn smeeken en gebeeden!
5. Mogt dus mijn ziel gevoelend onder-vinden,
Dat zy bereikt die staat van uw beminden,
Die haar vereend met U haar God en Vaader;
Zoo zag mijn geest het Heemel-heil veel naader.
Als wel voor deez: en zag zijn kragt vermeeren,
Om zig van d' aard en on-deugd af te keeren:
Iaa zoud met liefd en ernst, uit al zijn krachten,
Uw laatste weg in vroolijkheid betrachten.
6. Dit niet alleen: mijn ziel zou sta'ig verlangen
Om 't eeuwig heil van U haar God t' ontfangen.
Want als een straal zoo heerlijk is in 't schijnen,
Zoo moet gewis a; 's leevens lust verdwijnen,
Wanneer men hoopt die zon vol glans t' aanschouwen
En 't eeuwig ligt in vol genot te houwen.
Verhoor toch, Heer! mijn zuchten en mijn smeeken;
Geef my uw geest verhoorings rechte teeken.
J.J.B. |
|