Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Nu leef ik in 't verdriet.1. MYn hert met vreugden dicht
Van Iesus Goodes Zoon;
Die zijn gemeente sticht,
En heerlijk steld ten toon,
Hier in des Weerelds plein,
Niet door geweld of macht,
Maar door zijn woord allein,
Vervuld met Geest en kracht.
2. Uit der Apost'len mond,
Ging 't woord scherp als een sweerd,
Op eenen dag ter stond
Drie duizend zijn bekeerd,
Die bleeven in de leer,
Volstandig tot der dood;
| |
[pagina 358]
| |
Door liefde meer en meer,
Wert Gods gemeinte groot.
3. Door reine liefde zoet,
Was alles doe gemeen,
En door waare ootmoed,
Acht elk hem zelven kleen,
Men zag niet op 't verstand
Alleen, maar rechte deugd,
Gaf haar tot onder-pand:
Gods Geest in 't hert verheugd.
4. Daar door was elk bequaam,
Te spreeken van Gods woord;
En in des Heeren naam,
Werd yder stem gehoord,
De vryheid was gemeen,
Te spreeken met aandacht,
Niemand 't zy groot of kleen,
Onwaardig was geacht.
5. Elk bracht zijn gaaven by,
Tot leering onbesmet,
Malkander stichten zy,
Al in des Heeren wet,
Om door der liefden aard,
De waarheid voor te staan:
Het leeren on-beswaard
Van yder werd gedaan.
6. Zoo bloeide Christus Bruid;
En zijn gemeente rein,
Haar gaaven blonken uit,
Haar deugden algemein
Waaren als goud in 't vier
Beproefd, zoo datmen zag
't Geloof aan elk quartier,
Uit-lichten als den dag.
| |
[pagina 359]
| |
7. Wie zoud niet zijn verheugd,
En in zijn geest verblijd,
Dat Christus Bruid (met vreugd)
En gaaven nu ter tijd
Bemind wierd en geacht
Van veelen in 't gemoed,
En door der liefde kracht,
In vryheid wierd gevoed.
8. Maar laas die waardigheid
Van Gods gemeent men ziet,
Is met haar heerlijkheid
By naa vergaan tot niet,
Door heerschappy en macht,
Werd Christus geest en woord
Zoo heerlijk niet geacht,
Gelijk als 't wel behoord.
9. 't Schijnt of Gods heilig woord
Zijn kracht was heel vergaan,
Elk naa zijn leeraars hoord:
Niemand durft blijven staan
Alleen op Christus leer,
En 't Euangelij zoet;
De waarheid druktmen ne'er
Door sectery verwoed.
10. Want twist ende tweedracht
Scheurd Godes kerk van een,
Geen liefde werd betracht,
Elk acht een ander kleen,
De deugd van waar ootmoed
Is weg: alleen 't verstand
Heerst over het gemoed
En neemd de over-hand.
11. 't Blijkt klaarder als den dag,
Dat nu een ander geeft,
| |
[pagina 360]
| |
Belet dat niemand mag,
Vry-spreeken on-bevreesd,
Tot stichting openbaar,
Uit Godes heilig woord,
Onder de Christen schaar,
Werd niemand nu gehoord.
12. Als die men zelf verkiesd,
En 't woord alleen betrouwd,
De vryheid men verliest,
De leeraars worden stout,
Dat z' alleen neemen aan
Het recht van Gods gemeent,
't Welk eertijds zeer bequaam
Was in Gods kerk verleend.
13. Den geest werd uit'geblust,
De Phrophecy veracht,
Niemand hoe wel bewust,
Heeft om te spreeken macht,
De vryheid werd benoud,
Door dwang van heerschappy,
De gaaven meenig-fout,
Zijn onder slaaverny.
14. Christus gemeent aanschoud,
Met al haar heerlijkheid
En gaaven meenig-foud
Nu gans bedurven leid,
Daar zijn geen proeven meer
Van lijden en verdriet,
Men drukt nu zelf ter ne'er
Hem, die de waarheid ziet.
15. Dies klaagd mijn hert en weend,
Met allen die 't verstaan,
Ach Christus! uw gemeent,
Doch eens wild schouwen aan,
| |
[pagina 361]
| |
O Heer! wild needer zien,
En maak uw naam we'er groot
Wild doch uw hulp aan-bie'n.
Uw Bruid is in den nood.
16. Vergaader doch by een,
Die suchten tot U, Heer!
Gy kentze in 't gemeen,
Laat toch tot uwer eer,
Uw volk we'er zijn gebracht,
Tot prijs van uwen naam,
Uit allerlei geslacht
In een gemeent te zaam.
A.M. |
|