Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijWijze: Antwerpen rijk o Keizerlijke Steede!1. HEt plag te zijn,
Als in voor-leeden daagen
De Christ'nen fijn
Malkanders aanschijn zaagen,
Met liefdens gloed
Wierd ieders hart ontsteeken,
Van 't beste goed
Hief men haast aan te spreeken;
Men vraagd, uit 's harten grond,
Oft gemoed nog wel stond,
Om den Heer te behaagen?
En zonder ommetrek
Was 't van eigen gebrek,
Dies zig elk ging beklaagen.
2. Van zaaken slegt
En daar niet veel vertelde:
Maar hoemen regt
Zijn leeven best aanstelde,
Op dat men mogt
| |
[pagina 324]
| |
In Christus liefde blijven:
Daar toe elk zogt
Zijn Broeder te verstijven;
Uit de rivieren zoet
Des paradijsse vloed
Ging men malkander laaven,
Elk bragt wat geest'lijks voort
Uit Gods troost-rijke woord,
Naa zijn verleende gaaven.
3. D' een heeft al-daar
Een kapittel geleezen,
Met stemme klaar.
Een ander zang naa deezen
Een lof-zang zoet,
Om 't herte te verligten,
En het gemoed
Uit Goodes woord te stigten.
Daar sprang den zoeten drank
Uit elk geloovig rank
An den wijn-stok divijne,
Bergen en heuvels daar
Droopen lieflijk eenpaar
Van most en zoete wijne.
4. Daar vloeide zoet
Melk en hoonig bequaame,
Elk Christen vroet
Uit zijnen schat eerzaame
Bragt wat goeds voort:
Haar spreeken, zingen, leezen
Was van Gods woord,
Om zielen te geneezen.
Men schepte waater rein
Uit 's leevens heil-fontein.
Hoe troostig moest dat weezen!
| |
[pagina 325]
| |
Als 't zoo plag te geschie'n
In 't geselschap van dien,
De liefden in Gods vreezen.
5. Maar nu, eilaas!
Is veel het zaamen-spreeken,
Met yver dwaas
Van des naastens gebreeken:
Dog van hem zelfs
Gevoeld schier elk het beste,
Dit quaad gebrek
Is een schaad'lijke peste;
Dit achter-klapze vuur
Verslind veel zielen duur;
Deez lasterlijke tongen
Schaaden 't Christendom meer,
Als slangen, die wel eer
Het Ioodze volk besprongen.
6. Elk heeft de schrift:
Dog waar beterd men 't leeven?
Maar 't quaad vergift
Des achter-klaps gedreeven
Met eigen eer
Neemd leider te veel steede,
Tot meer af-keer,
Nijd, haat, twist en on-vreede.
Geen beterschap men ziet,
Dat dog hier door geschied,
Maar doet deez groote schaade,
Dat men Gods vreede goed
Niet naa te jaagen spoed,
Verzuimd ook zijn genaade.
7. Maar gy die draagt
Christus gezalfde naame,
Naa vreede jaagd,
| |
[pagina 326]
| |
Verbrei niemands qua'e faame.
Want dat verstoord
Vriendschap liefd en vreede;
Blijf by Gods woord
Doe naa der Christ'nen zeeden.
Wie in zonden verstijfd,
En on-boet-vaardig blijft,
En vermaand is zagt-moedig,
Dog geen leed-weezen heeft,
Maar elk tot aan-stoot leefd,
Mijd diens gemeenschap vroedig.
8. Weet, Broeders dat,
En wild considereeren
Der Christnen pad,
Die zy moeten passeeren,
Is smal en glad:
Word ook zeer veel bestreeden:
Dog naa de stad
Moet men hem vroom betreeden;
Want der vroomen geluk
Staat in lijden en druk,
De strijd gaat voor den kroone.
Elk loop dan met op-merk
In 't voor-gestelde perk
Naa Christus voor-beeld schoone.
C.v.M. |
|