Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStem: Waar allezints d' eenvoudigheid.1. KOn Raphels zoon de mommery
In 's menschen doen, de veinzery
Zoo raar uit-beelden,
Wat quaad z' al teelden
Door haar bedriegery:
Zoo hy van 't nood-lot waar gespaard,
Of zoo hy uit de swarte aard
Eens quam we'er-om,
Zag nog speelen, mom, mom, mom.
2. Want hy die zig een leids-man noemd
En van het volk voor wijs geroemd,
Door spreek' en preeken
Van veel gebreeken,
Met woord op 't hoogst verdoemd;
Maar zelfs in 't hert daar aan gehegt,
En als een slaaf, daar aan verknegt,
By 't volk in ro'm,
Al te schandig gaat voor mom.
3. De man die ootmoeds needrigheid
Al-tijd op tong en lippen leid.
| |
[pagina 319]
| |
Wiens doen en laaten
Bestaat in praaten
Alleen slegts van kleinheid,
Maar staadig tragt, om groot geacht
Te zijn by die in staat en pracht
Zijn en in ro'm,
Gaat verwaand'lijk nog voor mom.
4. Den geld-gier, die met mond veragt
Het goud, en schatten houd verdagt,
En in zijn handel,
Zijn doen en wandel
Niet als naa schatten tragt,
Is by het vollik noch in waan,
Of 't om geen geld hem waar gedaan;
Moet willens dom,
Als vernoegd, gaat hy voor mom.
5. Hy die van 't vol vertrouwen praat,
In alle teegenheid en quaad,
Op God, die d' vroomen
Noit laat om-koomen,
Maar met zijn zorg om-vaat;
Die jaagd en draafd zelfs naar een stut
Voor hem of tot zijn kinders nut.
't Waar al te dom,
Zocht hy niet te gaan voor mom?
6. De wraakelooze met de mond
Beroemd hem op weer'loozheids grond,
Zoo lang de quaaden
Hem leed, noch schaaden
Aan-doen, schijnt het gegrond;
Maar dan zoo wreekt hy zig subtiel,
In schijn of hy zig weer'loos hiel.
't Is al te krom,
Dus by 't volk te gaan voor mom.
| |
[pagina 320]
| |
7. De kerken-stichter, die zijn werk
Besteed, aan 't bouwen van zijn kerk,
Dat die mag bloeijen
En daag'lijks groeijen
Is 't wit en ooge-merk:
Als hy de lie'n slechts in de kerk
Mag kerk'ren, kroond hy zulken werk.
Met Gods-diensts ro'm,
En speeld dus de rol van mom.
8. De vryheids-minnaar, die 't gemoed
Niet bind aan 't kerk'lijk poppe-goed,
Maar die de vryheid
Tot stut en grond leid,
En dwang verhuizen doet,
Indien hy niet in waarde deugd
Te wand'len, heeft zijn hoogste vreugd,
Maar slim en krom
Tragt te gaan, speel me'e voor mom.
9. Waar dat m' hem keerd 't zy hier of gins,
Men speeld'er met de momme grins;
Is dan de waarheid
Zoo vol on-klaarheid,
Dat regte deugd-gezinds
Nau 't ondersche'en zijn van de schijn,
Hoe kan dan waarheid waarheid zijn
Voor 't vroom gemoed,
Dat geenzins met schijn zig voed?
10. Nochtans blijft waarheid eeuwig waar,
En maakt haar voor haar minnaars klaar,
Die naa geen menschen
Tot voorbeeld wenschen,
Maar vlieden het gevaar;
Dat werd gebooren, door het zien
Op menschen, en sta'ig om te zien
| |
[pagina 321]
| |
Naa and'rer doen,
En noit zelfs aan 't werk te spoe'n.
11. Wild gy de waarheid klaar en naakt
Aan-schouwen, Christen hert, zoo maakt
U beezigheeden
Van zelfs te treeden
Op 't pad, 't welk schijn verzaakt,
Zet dubbelheid en veinzery
Als schouwb're monsters aan een zy,
Laat een-vouds licht
Zijn de Noord-ster van gezicht.
12. Wacht zelfs u van het mom vergif,
Laat zuiv're waarheid liefdens drift
Uw hert vol-drenken,
Om nooit te denken
Aan 's menschen gunst, of gift,
Daar 't mom gespuis uit werd gebroed,
Het vals geveinz door werd gevoed,
En die althans
Is de bruid van 't mom gedanz.
13. Neem slechts voor oog, alleen by God
Te zijn gezien, schoon 's Weerelds spot
En smaad u drukken,
Veel ongelukken
U treffen; stel uw lot
Alleen, om van 't alziende oog,
Dat 's menschen doen schoud van om hoog,
Te zijn bemind,
Als een trouw gehoorzaam kind.
14. Maak geen besluit, om dat men niet
Als mom en mommery en ziet,
Dat waare zeeden
Deugds baans betreeden
Van niemand niet geschied.
| |
[pagina 322]
| |
En dus gy 't werk met recht me'e staakt;
Die sluit-re'en waar on-wis gemaakt.
Daar liefd verkoud,
't Hert op valsche sluit-re'en boud.
15. Of schoon een ander juist en net
't Pad scheen te gaan, zoo 't is gezet,
En dus een baaken
In alle zaaken
Te zijn, scheen on-besmet;
Nog zou 't geen grond-vest zijn voor 't hert,
Daar door 't van waarheid zeeker werd.
Door zelfs te doen
Kan men waarheid best bevroe'n.
16. Wild gy van waarheid zeeker zijn,
Vergaap u aan geen menschen schijn;
Laat hert en oogen
Zijn af-getoogen
Van 't schaad'lijk ziels fenijn:
Tree zelfs ter baan , om heiliglijk
Alleen voor God, heel zuiverlijk
Met kloek bestaan
't Paadje als alleen te gaan.
17. Zoo zal zig waarheid als een zon,
Die gy voor-heen niet zien en kond
Door 't neevel-duister
Van menschen luister
Vertoonen, en een bron
Van wijsheid en door-zigtigheid.
Zig op-doen, daar de schallikheid
Van 't mom gelaat
Voor u als door naakend' staat.
18. Wel aan dan, die wil zeeker gaan
Moet zelfs de hand aan 't werrik slaan,
En noit om-kijken
| |
[pagina 323]
| |
Schoon-z' all' beswijken.
En 't werk we'er laaten staan.
Noch moet hy sluiten in zijn hert
Dat deugd kan en betreeden werd
Van die den schat
Des Heemels grond'lijk bevat.
L.T. |
|