Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Psalm 38. en 61. Ofte: Poliphemus aan de strande.1. IK, door liefde gants ontsteeken,
Koom nu smeeken,
Hem die mijne ziel bemind.
't Is mijn vriend zoo over-schoone,
't Is Gods Zoone,
Daar in zy genoegen vind.
2. Gy, door kragt uws Geestes woorden,
My bekoorde,
Dat ik my U over-gaf.
Och ik was ter dood verweezen,
'k Ben verreezen
Door U uit des zondes graf.
2. Toen Gy my van nieuws woud geeven
Kragt ten leeven,
Dwong tot U mijn hert en zin.
Toen wierd ik ont-last van schroomen,
Want vol-koomen
Swoerd Gy my uw trouwe min.
4. Want in U ik, mijn beminde!
Alles vinde
't Geen tot rust en vreede diend.
'k Weet ik ben u liefd niet waardig;
Gy goed-aardig
| |
[pagina 268]
| |
Hebt my uwe gunst verliend.
5. Och hoe lang zal ik hier swerven,
En U derven,
Zonder U mijn God te zien,
Mijne ziel, zoo vaak verschooven,
Wil naa booven,
Zoo zy konde, by U vli'en
6. Gy zijt al-tijd in mijn herte;
Tot mijn smerte
Zie ik staadig naa U om.
Och mogt ik tot mijn vermaaken
By U raaken,
Iesus Heer mijn Bruidegom!
7. Heer vergeef d' onlijdzaamheeden,
Want om reeden,
Dat ik ben door liefde krank,
Komt my goe geduld 't ontbreeken,
't Is een teeken,
Dat ik hier leef in bedwank.
8. Ik gaa vast mijn daagen tellen,
En my quellen,
Om dat Gy zoo lang verbeid;
Wanneer zal ik bruiloft houwen,
En U trouwen?
Och mijn ziel van liefde schreid!
9. Als ik 's smorgens koom t' ontwaaken,
Denk ik vaaken,
Och was dit mijn laaste dag!
Dat ik mogte zaalig sterven
En verwerven
't Einde van mijn droef geklag.
10. Als den dagh we'er is verdweenen,
Droevig weenen
Moet dan mijn beklemde hert,
| |
[pagina 269]
| |
Om dat weeder nieuwe zonden
Mijn ziel wonden,
En aan-doen een groote smert.
11. Mijn ziel kan geen vreede vinden,
Mijn beminde!
Eer zy die van U ontfangt.
Och hoe dikmaal in der nagten
Doet zy klagten,
Om dat zy naa U verlangd.
12. Voel ik zom-tijds swakkigheeden
In mijn leeden
Ziekte, krankheid, ofte pijn,
Ik denk vroolijk zonder schroomen
Nu zal koomen
Tot mijn troost mijn medecijn.
13. Ik en wil my niet ont-stellen,
Of my quellen
Voor zijn schrikkelijk gelaat:
't Graf en is voor my niet duister,
Want zijn luister
En zijn glans ten Heemel gaat.
14. Daar zal 't lichaam veilig rusten
Als met lusten
Mijne ziel ten Heemel stiegd
Als de vreugd, komt in mijn zinnen
't Schijnt van binnen
Of mijn ziel al op-waards vliegd.
J.C.W. |
|