Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 270]
| |
Stemme: Psalm 65.1. GEef, Heere geef! Dat ik geen beelden
Oit in mijn herte draag
Dan U mijn God, die volle weelde
Bezit en van U staag
Af-vloeijen laat op die U minnen
In alle zuiverheid:
Want Gy vervuld mijn ziel en zinnen
Met al-genoegzaamheid.
2. Uw lief en zoet aan-minnig weezen,
Mijn Kooning en mijn God!
Laat diep in my gezonken weezen:
Mijn eenig deel en lot!
Zoo dat noit creatuur of beelden
Dees aandagt draagen weg:
Maar ik mijn liefd' steeds ongedeeld en
Gantzelijk op U leg.
3. Ach hou noit op uw vuur'ge vonken
Te strooyen in 't gemoed;
Waar door ik word in we'er-liefd dronken,
Om 't goed, dat Gy my doet.
Een Heemel heb ik op der aarde
Nu Gy uw gunst my toond,
En met uw lieve Zoon vol waarde
Mijn hert en ziel bewoond.
4. O wat is 't een vol-maakte wel-lust
Uw liefde in 't gemoed
Te smaaken! Waar door alle quel-lust
In 't kort verhuizen moet.
Uw goede gunst en liefde straalen
Geschooten in mijn hert,
| |
[pagina 271]
| |
Doen my mijn 't herte zoo op-haalen
Dat 't gants vol vreugden werd.
5. Ik heb mijn liefd en trouw geswooren
Aan U en uwen Zoon;
Al moet ik daar veel schimps om hooren
En lijden spot en hoon,
't Mag al geen quaad, uw heeter minnen
Gevat in mijn gemoed,
Die kan het maklijk al verwinnen
Wat my de Weereld doet.
6. Op 't heil hier booven mag ik hoopen,
En daar-om hoor ik schier
Met vreugden 't deugden-pad te loopen
Al was het door een vyer:
Iaa al moest ik 'er in verbranden,
Verbranden aan een staak,
Nog moest ik doen mijn offerhanden
Met lust en met vermaak.
J.H. |
|