| |
| |
| |
Een zeer kragtig troost-Lied, spreekende van 't heerlijk loon der vroome strijders Christi. Onder de vervolginge gemaakt en gezonden van zeeker Bruidegom aan zijn lieve Bruid, die om der waarheids wille gevangen zijnde, verwagtede door Beuls-handen wreedelijk om-gebragt, en al-zoo aan haare Geestelijke Bruidegom Jesus Christus op-geofferd te worden: om haar daar door tot het aan-staande lijden aan te moedigen.
| |
Wijze: God straft of zeegend nimmermeer.
Nota: Dit lied word in verscheiden Lied-boeken gevonden, dog zoodanig veranderd, dat de vermaaninge, daar inne vervat, algemeen gemaakt is, waar-om wy 't liever weeder-om al-hier zoo hebben gesteld, als 't eerst-maal (naa 't ons toe-schijnt) van den Bruidegom zelfs is gedigt.
1. GOds kind! Gy meugd wel zijn verheugd,
Als gy Gods beloften te regt in-ziet;
U is bereid een eeuw'ge vreugd,
Die nu met Christus lijdet druk en verdriet;
Og Vriendin en veragt het niet,
Gy zult verblijden zeere,
Ontfangen een heerlijk rijk,
| |
| |
Is 't dat gy tot den einde blijft zonder af-wijk.
2. Die getrouw blijven tot der dood
Zullen 't al bezitten (zoo d 'schrift ont-bind)
En eeten 't verborgen Heemels -brood:
Og! Wild dit wel bedenken, Vriendin bemind,
Want zoo gy 't al-te-maal verwind,
Van God zeer hoog gepreezen;
Hoe gy zult weezen geloond;
Al-zoo Asdras was getoond,
Op den berg van Zion daar zult gy zijn gekroond.
3. Groot is den loon, die 't over-denkt,
Die God u zal geeven in eeuwigheid,
Gy zult gelijk de zonne blenkt,
Blinken, al-zoo ons de schriftuure zeid,
In 't rijke, 't welk u is bereid;
Blinken als vonkjens in 't ried,
En verlost zijn van verdriet,
En met vreugden zingen dat zoete nieuwe-lied.
4. Dan zal vol lachens zijn uw mond
Als gy zult aan-schouwen Gods blijdschap schoon,
En zult weezen ter zelver stond,
Gelijk Gods Eng'len puur in 's Heemels troon,
Og! Denk al-tijd op deezen loon,
| |
| |
En strij al-tijd vailjandig
In 't geloove, tot den end,
Zoo zult gy blinken jent,
Gelijk de sterren klaar ins 's Heemels firmament.
5. Dan zult gy zijn ten dien zaisoen
Als de Ceeder-boomen die lustig staan,
En maaken 's Heeren voor-hof groen,
Als mest-kalvers hupp'len en neemen aan:
Gy zult uit en inne-gaan,
Gy zult eeuwig triumpheeren,
Met Christus op zijnen stoel,
Die zal u, naa mijn gevoel,
Ont-fangen, als een boelin gedaan word van haar boel.
6. Hoe zoud gy moogen zijn bevreezd,
Als gy over-denkt uws Bruidegoms deugd,
Hoe hy tot zijnen bruilofts-feest
Zal dienen zijn vrienden met grooter vreugd.
Och lief! hoe zult gy zijn verheugd!
Koom hier mijn uit-verkooren,
Al voor lang van eeuwigheid;
Dan zult gy vroolijk lachen, al is 't dat gy nu schreid.
7. 't Lam zal af waszen uw traanen zoet,
En lieffelijk leiden aan de fontein,
Om dat g' uw kleed'ren in zijn bloed
| |
| |
Gewassen hebt, uit grooter liefde rein,
Met al de geteekende gemein
Geen druk komt daar te vooren,
En hoorde, noit ooge zag,
De vreugd, die God zal geeven in deez' blijden dag.
8. Deez' blijden dag vriendin die naakt
Voor u, die leerd treeden den engen-pad,
Door welken pad dat gy geraakt
In d' autentijk schoone vercierde stad,
Die d' Engel met der maate mat;
Zy is schoon van cieraagie,
Nu over de muuren springt,
Op des Lams goeden gedenk,
Die gy zult genieten als God u daar in brengt.
9. Oorlof notabel Compangie,
Volg 't geloofs Hertog, als een trouwe held,
Denk op die schoone melodi,
Als gy nu moet lijden druk en geweld,
De hairen uws hoofs zijn all' geteld,
Al ziet men u schandelijk zaijen;
Zal dat men nu schandelijk zie,
Heerlijk zijn ende nieuw.
Oorlof lief uit-verkooren, hier mee zeg ik adieu.
|
|