Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 218]
| |
Stem: Mijn ziel maakt groot den Heer.1. OF schoon het hert gerust
Op sterkt en waapens rust,
Op spietz, op lans, op deegen:
Als maar de viand naakt,
En vast vuur-vlammend braakt,
Zoo is 't beangst, verleegen.
2. Maar die op God vertroud,
Hem voor zijn anker houd
In alle nood en lijden,
Hoe naarder 't on-geval,
Hoe meerder God hem zal
In-wendig doen verblijden.
3. Dies zett' ons hert zig ne'er
Op God, Hy is onz Heer,
De wil en kan beschermen,
Die zig beweegen laat
Door rouw van 't voorig quaad,
Om duzer zig 't erbermen.
4. Laat dan vry 't krijgs-gerugt,
Door-schaateren de lugt,
Laat duizenden van koppen
Vry dringen op ons aan,
En naa onz leeven staan,
Haar moed-wil zal wel kroppen.
5. O! hoe is 't vroom gemoed,
Dat zig in hoope voed,
Op Goodes trouw bewaaring,
Door-dronken vol van weeld,
Als door zijn zinnen speeld,
| |
[pagina 219]
| |
Gods redden uit beswaaring.
6. Hoe swemd zijn hert in vreugd,
Wanneer hen maar geheugd
Hoe God wel eer den vroomen,
In d' alder-swaarste nood,
Als Menschen hulpe vlood,
Te hulpe is gekoomen.
7. Hoe vuurig word zijn Geest
Als hy Gods bla'en door-leezd,
Hoe God hem voor de zijnen
Getoond heeft, als een held,
En 't woedende geweld
Als rook heeft doen verdwijnen.
8. Weg, weg dan aardze stut,
Die ramp nog leed af-schud,
Maar ramp slegts doet verswaaren
Gy kond geen dreigend quaad
Af-wenden in der daad,
Want God moet ons bewaaren.
L.T. |
|