Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijZang: Het ligt der Weereld is op-gestaan.1. IK roep U, o Heemelze Vaader! Aan,
Wild mijn geloove sterken,
Op dat ik mag vroomelijk blijven staan,
Met de waarheid aan-gedaan,
Al zonder af te gaan:
| |
[pagina 211]
| |
Og God! wild in my werken.
2. O Heer! inder nood doe my by-stand,
Geef my mond om te spreeken;
Ik ben hier in mijn vianden hand,
In der wreeden leeuwen tand,
U heilig-woord pleizant,
Doet my uit-breeken.
3. Mijn kragt is zeer klein, u Heer bekend;
Wild my dog aan-veerden,
Uwen Geest der waarheid in my zend;
Gy zijt mijn fondament,
Weez my al-tijd ontrent,
Dat ik mag vol heerden.
Goddelijke-Troost.
4. De Heer spreekt tot my, en weez niet bevreezd
En wild ook niet beeven.
Al vind gy u hier in een wild foreest,
By den draak en ook dat beest,
Ik zal u mijnen geest
Tot trooster geeven.
5. Hoe komt het dat gy u voor Menschen vervaard,
Die tog moeten sterven?
Ik heb u uit verre Landen vergaard,
Als mijn oog-appel bewaard,
Gy zijt van mijnen aart,
Gy en zult niet bederven.
6. Keer u tot my, mijn leeden teer,
Zoo moogd gy zaalig weezen,
En vreez nog en beef voort-aan niet meer,
Ik ben alleen uw Heer,
En wijk niet van mijn leer,
Mijn volk gepreezen.
7. Koom al tot my, die hier arbeid
Belast zijt en belaaden;
| |
[pagina 212]
| |
Een eeuwige vreugd is u bereid,
Al door genaadigheid,
Ik zal u met klaar bescheid,
Uit liefden verzaaden.
8. Gy zijt my vrienden , is 't dat gy doet
Al dat ik u gebiede
Ik liete voor u mijn leeven goed,
Og! Mijn uit-verkooren vroet,
Uit grooter liefde zoet,
Dat dit geschiede.
9. O Zion! Om uwent wille hoord
Heb ik zoo veel geleeden,
Ik heb u gegeeven mijn Goddelijk-woord,
Om te brengen in akkoord,
Als gy daar laagt versmoord,
In uw boosheeden.
10. O Zion! Mijn alder-liefste schoon,
En wild niet vreezen
Voor die 't lighaam persequeren of doo'n,
Ik zal u mijnen troon
Geeven, des leevens kroon,
En vreugd vermeeren.
11. O Zion! Mijn alder-liefste Bruid
Booven alle Vrouwen,
Mijn Goddelijk-woord in uw herte sluit
En laat van u hier uit,
Mijn alder-liefste spruit,
Ik zal u my trouwen.
12. Ween ende schrei eenen kleinen tijd,
Gy zult u haast verblijden;
Een eeuwige vreugd', noit zulk een jolijt,
Is voor hem die my belijd
Voor de Menschen vol van spijt,
Tot eeuwigen tijden.
| |
[pagina 213]
| |
13. Blinkende als der Zonnen-schijn
Booven alle klaarheid,
En kleederen wit van zijde fijn
Zullen d' uit-verkooren mijn
Aan-doen, en blijde zijn,
En rusten van swaarheid.
14. Een troostelijk woord elk hooren zal,
Die hier nu treuren,
Als de bazuinen zal geeven geschal:
Kom hier mijn lief getal,
Ik zal u geeven al
Mijn rijke te veuren.
15. Gedenk den gevangen als meede geva'en
Gy uit-verkooren,
En bid den Heere, dat hy my zaan
In rusten wil ont-fa'en,
En af waszen all' mijn traan;
Hy zal u verhooren.
16. Oorlof mijn Broeders en Zusters gemeen
Wy moeten nu scheiden,
Tot dat wy koomen by Christus alleen,
Onz hoofd en anders geen,
Wild u daar toe bere'en,
Daar wil u verbeiden.
|
|