Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijStemme: Wel op ik gaa ter Jagt. Of:
| |
[pagina 184]
| |
2. 's Heemels weg is nau en net,
En ter zijden ook bezet
Met veel smadders // Booze adders,
Die de vroomen steeken steeds,
Met haar' tongen doen veel leeds.
3. Zoo lang als de mensch zig stil
Met de Weereld voegen wil,
Haar gelikken // En zig schikken
Tot bedrijf van alle quaad,
Word hy van haar niet gehaat.
4. Maar zoo haast men zig af-scheid,
En de aardze ydelheid
Niet wil pleegen // Maar zig teegen
Haare boosheid zet, en kant,
Is men tot een schimp in 't Land.
5. En ook ijder een die zal
Teegens hem zijn bitt're gal
Steed's uit braaken // En hem maaken
Tot een doele-wit van spot,
Dat is hier der vroomen lot.
6. Heel vloeden zal den draak
Teegens haar, niet groot vermaak,
Dan uit-spouwen // En benouwen,
Met veel zmaads aan alle kant;
Dit 's de weg naa 't vaader-land.
7. Maar ik stoot my daar niet aan,
Iesus is my voor-gegaan,
'k Zal hem volgen // onverbolgen
In versmaadheid en verdriet,
't Agt des Weerelds smaadheid niet.
8. Als ik maar voor Iesus lij,
't Zy wat smaadheid dat het zy
'k Ben bewoogen // Te gedoogen,
't Zy dan goed of quaad gerugt.
| |
[pagina 185]
| |
Ik ben daar voor niet bedugt.
9. Maar ik houd' het voor een eer,
Dat ik hier voor mijnen Heer
Alle quaadheid // Vuile smaadheid,
Lijden mag, ik agt dien hoon
Als een paarel aan mijn kroon.
10. En het baard in my veel vreugd,
Zoo wanneer my om de deugd,
Die zerpenten // Instrumenten,
Van de Sathan toornig zijn,
En uit-spuuwen haar fenijn.
11. Want dat my de Weereld haat,
En my om het wel-doen smaad,
Hier uit weet ik // En af-meet ik,
Dat de Geest der heerlijkheid
Op my rust in eeuwigheid.
12. Zaalig is die mensch, voor-waar!
Die veel smaadheid voor en naar
Komt te lijden // Met verblijden,
Een uit-vaagzel is geagt,
Als men maar de deugd betragt.
13. Al die smaadheid, die men lijd,
Is maar voor een korten tijd,
't Is een blikje // Maar een snikje,
By die eeuw'ge heerlijkheid,
Die ons God heeft toe-bereid.
J.K. |
|