Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 121]
| |
Op de wijze: Nu treurd mijn Ziel in een zoo droeven staat, &c.1. MYn vrienden zoet, die naa het beste staat,
En in 't gemoed sta'ig wenst naa goeden raad,
Om zuiverlijk verlost te zijn van zond,
Die uwe ziel met droefheid nog door-wond.
2. In liefden rein naa Christelijken pligt,
Wil ik gemein u schenken dit gedigt;
Op dat het u mag dienen tot een leer,
Hoe men bequaam kan vord'ren tot den Heer.
3. Vrienden wild gy in Goodes liefde staan?
Zelfs slegt en regt, vreest God, mijd' quaade da'en:
Aldus deed' Iob, volg zijne duegden naa,
Maak een verbond ook met uw oogen draa.
4. Houd scherpe wagt op alle leeden wel,
Maar zonderling op uwe oogen snel:
Want groote schaad en verlies hy bevind,
Die in Gods vrees zijn oogen niet en vind.
5. Het goede zaak Gods-woord, dat weeder-baard,
Moet met veel zorg in 't herte zijn bewaard,
Op dat het mag goe' vrugten brengen voort:
Door los-uit-zien word het zeer ligt verstoort.
6. Dit geest'lijk woord spreekt God in ons gemoed,
| |
[pagina 122]
| |
Als wy in stilt met aandagt wand'len vroet,
Als wy met ernst tot hem in keeren stil,
Toon God in ons zijn goede reine wil;
7. Gelijk met klaar in een stil waater rein
Kan spiegelen son vlekken groot of klein:
Zoo ook in stilt en aandagts ruste zoet,
Ziet men zeer klaar de smetten in 't gemoed.
8. Maar hoe dan hy in stillen aandagt gaan,
Wiens oogen los, gins ende weeder slaan?
Die in Gods vrees zijn oogen niet betoomd,
Maar los-bekijkt wat hem maar voor en koomt?
9. Deez Mensch kan niet bewaaren 't goede zaad,
Maar word het quijt, waar dat hy gaat of staat:
Dog daar met vrees het ooge word bewaard,
Daar groeid het zaad in aandagts goede aard.
10. Zeer nuttelijk besteed de Mensch zijn tijd,
Die, waar hy is, zijn oogen wel-besnijd:
Die zijn gezigt af-keerd van d' ydelheid,
En al verzaakt wat hem van d' aandagt leid.
11. Hier door verkrijgt die Mensch een waardig pand,
Hy vind en voeld, dat in hem werd geplant
Een waare-weet en kennis van zijn staat;
Hoe hy in 't hert gesteld is, goed of quaaad.
12. Zeer kostelijk en dierbaar is dit goed,
Want 't baard in ons berouw en waarde boet,
Met need'righeid te bidden tot den Heer;
Aldus krijgt men Gods liefde meer en meer.
13. Vrienden zeer lief van my in God bemind,
Zie dog dat gy u zelven overwind,
In al het geen dat u van God scheid klaar.
Vrienden neem dog, neem dog, uwe' oogen waar.
W.G. |
|