Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Stemme: Zal ik nog langer in heete traanen.1. NIet die den strijd al heeft begonnen
Strijds loon van strijds beloonder wagt;
Maar die zijn viand heeft verwonnen,
En zoo den strijd ten eind gebragt,
Die is 't alleen, en anders geen,
Welk God de kroon der eeren heeft bereid:
Maar wie om kijkt en wijkt is die ontzeid.
2. 't Waar dwaazheid, dat een prijs zou hoopen
En zig niet geeven in de baan;
Of die nu al begind te loopen,
Maar eer iet lang blijft stille staan:
't Is yd'le troost, die op den oogst
Zig vast verhoopt, dog niet en heeft gezaid,
Of heeft zijn vrugt on-tijdig af-gemaid.
3. Zoo wie een weg heeft voor-genoomen,
Waar langs men tot zijn hoop geraakt,
Hoe kan zulk een zijn wensch bekoomen,
Zoo hy (eer 't eind) zijn voort-gang staakt?
Waar is dog iet, dat men geniet,
En niet en heeft? Waar raakt die in een Stad,
Die middens wegs blijft staan, of wijkt van 't pad?
4. Hoe kan een arme rijk gewerden,
Die zomtijds spaard en dan we'er spild?
Die iet zal leeren moet volherden.
Een staadig Iaager vangd het wild.
Die vangst verhoopt, en niet en loopt:
| |
[pagina 98]
| |
Maar 't vlugtig wild verbeid, en niet naa-tragt,
Diens hoope faald, zijn dwaasheid hem belagt.
5. God wil een staag en duurig jaagen,
En dat men dat met errenst miend,
En niet zoo nu en dan by vlaagen.
Hy diend God niet, die stuk-wijs diend.
God wil geen deel: maar al en heel.
God alleen God, hem hoord, en wil 't gebied
Van 's Menschen hart, en 't zijn of al, of niet.
6. Gy dan, al die uw heil beminnet,
Wijk niet te rugge naa 't begin:
Maar 't geen gy nu al wel beginnet,
Ziet dat gy trouw vol-duurd daar in;
Want niet die vind, nog die begind,
Maar die verwind, alleen bezoldigd werd,
Dat is die naa 't begin ook trouw volherd.
J.D. |
|