Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijOp de wijze: Van de thien Gebooden. Of: Nerea schoonste van uw gebuuren.1. O Christenen wild neerstig hooren!
Niemand ten Heemel in kan gaan,
't En zy hy weeder zy gebooren,
En Christus hebbe aan-gedaan.
2. Den Vaader, Gode den Heer almagtig,
Brengt zelf dit nieuwe schepzel voort
In zijnen Zoon, door zijn geest kragtig;
't Zaad hier van is des leevens woord.
| |
[pagina 99]
| |
3. Een Mensche dan door deeze leere
Krijgt d' oogen des verstands verligt;
Zoo dat hy ziet den glants des Heere,
Als met een on-gedekt gezigt.
4. Geen zaak en agt hy waard te weeten
Dan Christus, die daar in hem werkt:
De hoogte, diepte, lengt en breete
Van Christus liefd' hy sta'ig bemerkt.
5. De hoope staat hem voor-geschreeven
Van d' uit-genoomen erffenis:
Hy ziet op 't heerlik eeuwig leeven,
't Welk des geloofs belooning is.
6. Hy leefd niet meer naa 's vlees begeeren,
Gelijk de woeste Weereldt doet:
Hy wil hem langer net geneeren
Naa d' ydelheid van zijn gemoed.
7. Den ouden Mensch, de aarze leeden
Heeft hy gekruiszet en gedood:
't Hert zonder handen is besneeden,
En van onreinigheid ontbloot.
8. Het lighaam en de kragt der zonden
Heeft nu in hem geen overhand:
Maar hy is van dien dienst ontvonden,
En van dien slaaffelijken band.
9. Hoe zoud' hy konnen hem begeeven
Te gaan, gelijk de Weereld gaat,
En aan te trekken 't zondig leeven,
Naa dien in hem woond Godes zaad?
10. Als Gods bemind' en uit-verkooren
Bewandeld hy de goede pa'en,
Gelijk of hy waar nieuw-gebooren,
Of uit de dooden op-gestaan.
11. Want hy hem zelven is gestorven,
En d' eigen kist begraaven heeft
| |
[pagina 100]
| |
Een nieuwen aart heeft hy verworven,
Niet hy, maar Christus in hem leefd.
12. Hy geeft zijn leeden over Gode
Tot waap'nen der geregtigheid,
Met vlijt betragt hy Gods gebooden,
En werd door Christus geest geleid.
13. Barmhertig, heilig, en regtvaardig,
Ootmoedig, maat'lijk, vreedzaam, zoet,
Verdraagzaam, vriendelijk, goed aardig,
God-zaalig, langzaam van gemoed.
14.Hem geevende tot goede werken,
En tot gebouw van Godes huis.
't Geloof door liefd' hy zoekt te sterken.
Volgd Christus naa, neemd op zijn kruis.
15. Het voor-schrift van de heil'ge leere
By hem, met trouw, gehoorzaamd werd.
Het zuiver leeven onzes Heere,
Als een schoon beeld, staat in zijn hert.
16. Daarom zijn dwaaling uit on-weeten
En zwakheid, daar hy teegen strijd,
Wil God den Vaader gantsch vergeeten,
En niet gedenken t' een'ger tijd
17. Wel waar is 't, dat hy door het lijden
Zeer dikmaal moet ten proeve staan?
Maar hier in moet hy hem verblijden,
Dat Christus hem is voor-gegaan.
18. En wat dat hier hem staat de draagen,
Dat zulks op veel naa niet is waard
De eere, die ten jongsten daage
Aan hem zal zijn geopenbaard.
19. En midd'ler tijd heeft zijn gewisze
Een troost, die alles overwind:
Zijn hert geeft hem getuigenisze,
Dat God om Christus hem bemind.
| |
[pagina 101]
| |
Een Gebed tot het voor gaande.20. Og Heer! wild dog de reukelooze
Vertoonen haare droev' elend:
Ruk weg den Mensche uit het booze,
En maak haar uwe wet bekend.
21. Die haare dienstbaarheid nu merken,
En houden uwe wet voor goed,
Verlos haar, dat zy niet en werken
Dat strijdig is met haar gemoed.
22. Geef, dat haar langer niet doe zugten
De swaare wet van haare le'en;
Maar dat zy, door 't gestaadig dugten,
Tot liefde moogen voorwaard tre'en.
23. Die nu beginnen eerst te bloeijen,
En die nog zijn als kind'ren teer,
Vergun haar, dat zy moogen groeijen,
En krijgen wasdom meer en meer:
24. Die nu veel hebben toe-genoomen,
En Mannelijk verwinnen 't quaad;
Geef, dat zy nog al naarder koomen
Des Heere Christus volle maat;
25. Op dat de Zielen zijnd ' herschaapen
En met den heil'gen geest gepaard,
De lighaamen naa haar ontslaapen,
Ook werden weederom gebaard.
26. Niet met haar eerste stands gebreeken,
Maar door een Goddelijke kragt,
Met Christus lighaam vergeleeken,
En tot een Heemels eer gebragt.
H. de Groot. |
|