Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– AuteursrechtvrijVois: La ducesse Roiaal.1. KEer weer, keer weer, O Iesus mijn beminde!
Zoo lang Gy U voor my verschuild
Kan ik geen ruste vinden.
Zonder U oogen ben ik zonder ligt,
Waarom bedekt Gy dog uw schoon gezigt?
'k Doel nu de vonken van de vreugd niet meer,
't Hart blijft beslooten, waar ik wend en keer.
Ik kan, og Heer! niet langer weenen,
| |
[pagina 54]
| |
Schoon ik leg geboogen,
Met neer geslaagen oogen,
Op der aarde neer.
Daar ik door uwen Geest geroerd,
Zoo meenigmaal voor heenen
Van vreugde plag te weenen.
Og mijn schoonste Heer!
Keer weeder, ik weet, dat gy my mind;
Maak my, weer bly, in U,
In jeugd, in deugd, een nieuw
Uit God gebooren kind.
2. Staa af, staa af o Weereld! dien ik minde,
In al uw schoonheid, vreugd en schat
Kan ik geen lust meer vinden.
Rijkdom en weelde weegd my veel te ligt;
Aansien en eere spuw ik int gezigt;
Nu eens de geene daar al 't schoon afdaald
Heeft met sijn liefde my het hert door straald:
't Is Iesus 't uytgedrukte beeld
Vant noit begreepen weezen,
Noit hooger op gereezen,
Nogte noit gedaald.
In Hem, o Weereldt! dat gy 't wist,
Bestaan de waare goeden,
In Hem en zijnen bloede.
O gekruiste Heer!
'k Val needer op eenen kouden steen:
Uw zweet, uw leed, uw pijn,
Uw nood, uw dood, om mijn,
Verwekt my tot geween.
3. Breng my, o Heer! voor d' aarde vry te schanden,
Laat my, om uwe schoonste naam,
Aan eenen staak verbranden.
| |
[pagina 55]
| |
Eer ik zou miszen dat mijn ziel verblijd,
Uwe genaaden, uw gemeenzaamheid.
Zonder uw vriendschap ben ik levend dood,
Drenk my met waater, spijz my schraal met brood
Als ik U maar int hert gevoel,
Weet ik mijn vreugd geen ende.
Waar ik my keer of wende,
'k Vinde groote rust;
Maar buiten U, o God! is 't al
Ellendig en verlooren,
In armoed moet het smooren,
't Word al uit geblust,
Og Iesus! Zoo vriendelijk en zoet!
Mijn heil, mijn roep, mijn jeugd,
Mijn troost, mijn schat, mijn vreugd,
Mijn rijkdom, al mijn goed!
J.L. |
|