Het lust-hof der zielen, beplant met verscheiden soorten van geestelijke gezangen
(1681)–Claes Stapel– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Stemme: Nerea schoonste, &c. Of: D’ thien Geboden,
| |
[pagina 2]
| |
Dat niet altijd die Hemel zugt.
8. Het binnenst van haar Geest koomt raaken,
En roeren hart en zinnen om;
Om dat zy wenschen staag te smaaken
De gunst van haaren Bruydegom:
9. Die zy in stilt haar nooden klaagen
En danken Hem voor al zijn trouw,
En lief’ en zorg, die hy komt draagen
Voor zijn beminde Bruid en Vrouw.
10. Aldus met zugten ende kermen,
Terwijl zy haaren Bruyd'gom derfd,
Zy hem met Geestelijke ermen
Om helst, en met hem leeft en sterft.
11. O zoete vreugd! Die hier mogt smaaken
Een vonkjen van die volle vrugt;
Om zoo in 't eind te moogen raaken
Ter plaatze, daar zijn ziel naa zugt.
12. Hier word u ook 't geluk beschreeven
Van Godes Volk, terwijl 't hier leeft,
En wat voor heil het eeuwig leeven
Verschaffen zal, voor die het heeft.
13. Lust u te zien, hoe dat de Vroomen
Haar liefde-maalen rechten aan,
Wanneer zy by malkander koomen:
Wat reden datter omme gaan.
14. Door zie haar zang en haar gedigten,
Hier uit gestort op elke maal,
En hoe dat zy malkander stichten
Met een verheugde Heemel-taal.
15. Of hebt gy meerder lust in treuren,
Wanneer het op een scheiden gaat?
Dit kan u meede al gebeuren,
Wanneer gy t' ander blad om slaat.
16. 't Heeft al zijn beurt, en tijd, en paalen,
| |
[pagina 3]
| |
Niets niet, dat hier zijn weezen houd.
't Hart heeft nauw een'ge zonne straalen,
Of druk en zorg het weer benouwd.
17. Als u de lust, om meer te zingen,
Van and're stof en zaaken queld,
Zoo krijgt gy hier weer nieuwe dingen,
Waar door iets anders wordt verteld.
18. Hier kond gy dan naar Beth'lem treeden
(Al waar u Heilands ledikant.
Een kreb was daar zijn teere leeden
In rusten) in het Ioodze-land.
19. Of zijt g' om meer gewoel begeerig?
Zoo spoed u naar Ierusalem
Alwaar het gantsche Volk afkeerigh
Van Iesus zijn, en kruysten Hem;
20.Hy wierd by moordenaars gehangen,
Met Edik, Gal zijn dorst gedrenkt
Daar hy vol pijn met sterk verlangen
Reik halzd', tot dat hy 't al vol brengd.
21. Dog klinkt dees stof te droef in d' ooren?
Zoo doet den Olijf-berg aan,
Om daer van d' Engelen te hooren
Hoe dat het met uw Heer zouw gaan.
22. Hier ziet g' Hem als ten Heemel vaaren,
Met vijfmaal honderd in 't getal,
Die dit met goed en bloed verklaaren,
En dat hy ook we'er koomen zal.
23. Wild gy ook uwen Geest vermeiden
Met kruyd en heerlijk bloem gewas,
In klaaveren en groene weiden
Int maye schoon en jeugdig gras:
24. Met leelien en schoone roozen
Met pluim gediert en voogel-zang,
Hoe geurig dat de boomen bloozen:
| |
[pagina 4]
| |
Dit all' geniet, dog blijf niet lang
25. Met u gedagten op der aarden:
Maar hefze naar den Heemel toe;
Naar uwen Godt van hooger waarden,
Die alle lof en dank komt toe:
26. Dogh die in 't ende de aard zal richten
Met Majesteit en Mogenheid,
En met zijn komst des Heemels lichten
Veranderen in duysterheyd.
27. Wanneer dat nu de vaste banden
Der Elementen raken los,
En door de lichte vlam verbranden;
Zoo dat nog berg, nog dal, nog bos,
28. Nog lust, nog aarde wordt gevonden.
O dag! O schrikkelijkke dag!
Wagt u o Menschen van de zonden!
Op dat elk die ontvlieden mag.
B.J.S. |
|