Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
Ga naar margenoot+ De water-svcht.
| |
[pagina 355]
| |
En siet, een water-suchtigh mens,
Helas! met een ghespanne pens,
Van boven dun, van ond ren dick,
Stondt daer voor hem, door 't Joodsch beschick.Ga naar voetnoot8
| |
2Terwijl' dat sy dan op hem letten,
Vraegd'hy hen: of den Sabbot-dagh
Wel iet⋆ goed wercks hem kon beletten?
En sy en maeckten geen gewagh.Ga naar voetnoot2,4
Des⋆ nam den Heer den krancken man
En rakend' hem het lichaem an:
Sondt hem, die stracks te voren was
Vol waters, t'huyswaert wel te pas.Ga naar voetnoot8
| |
3En om sijn handwerck te vertalen,Ga naar voetnoot3,1
Sprack: wie sal sijn ghevallen os
Des Sabbots uyt het graf niet halen
Of vast gebonden maken los?
Indien men os of ezel dan
Wel op den Sabbot helpen kan;Ga naar voetnoot6
Hoe'n sal men met geen liever wenschGa naar voetnoot7
Behelpen oock sijn even mensch?Ga naar voetnoot8
| |
4Ga naar margenoot+Bewaert my Iesv in de leden⋆,
(Het schepsel tot sijn Schepper sucht)
Maer in de ziel, met meerder reden,
Van alle snoode water-sucht.Ga naar voetnoot4,4
| |
[pagina 356]
| |
Al zwijght de mond, de ooghen mijnGa naar voetnoot5-8
Sien stadigh op de handen dijn⋆;
Gelijck 't gesicht van maeghd of knecht
Op vrou of meester staen ghehecht.
| |
5Gunt my de deughd, die ghy geboden
Soo seer hebt van ootmoedigheydtGa naar voetnoot5,2
Te volghen, als my komt te noodenGa naar voetnoot3
De wereld tot hovaerdigheyd.
Helas Heer, of⋆ mijn arme ziel
Al schoon hier d eerste plaets geviel,
Wat waer't, als s'op de woorden dijn⋆
Hier namaels most verschoven zijn?Ga naar voetnoot8
|
|