Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdEffeta.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 338]
| |
2Al waer sy hem toe schovenGa naar voetnoot2,1
Een stommen, en een doven;Ga naar voetnoot2
Versoeckende van hem
T'onbinden bey de banden
Door 't raken van sijn handen
En 't klincken van sijn stem.
| |
3En doend' hem uyt de scharen
Een weynighjen vervaren;Ga naar voetnoot3,2
Geraeckt'hy hem de tongh
Met speecksel, ende d'ooren
Met ving'ren, om te hoorenGa naar voetnoot5
Wanneer men sprack of songh.
| |
4End' hebbende geheven
't Gesight na⋆ 't ander leven,Ga naar voetnoot4,2
Versuchte hy, en sey:
Sa! Effeta, gaet open.
En siet de vaste knopenGa naar voetnoot5
Ontgingen alle bey.Ga naar voetnoot6
| |
Ga naar margenoot+ 5O kracht van Godes zeghen,
Den man sprack we'er te deghenGa naar voetnoot5,2
En Iesvs, Gaet nu heenen;Ga naar voetnoot4
Dan⋆ seght het aen niet eenen.
Maer hy en dee niet min.Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 339]
| |
6Ja riep met all' de scharen,
Soo menigh als sy waren,
Met onbedwongen kaeck:Ga naar voetnoot6,3
Seer goet zijn al sijn wercken;
Den krancken kon hy stercken
Den stommen gaf hy spraeck.
| |
7All' die nu in ghebrekeGa naar voetnoot7,1-8,6
Van hooren, of van spreken
Zijn, op de rechte maet,Ga naar voetnoot3
Die spoeyen⋆ sich te komen.Ga naar voetnoot4
Heer Iesvs salse vromen⋆
Met sonderlinghe⋆ baet.
| |
8Des⋆ moeten sy ter sijdenGa naar voetnoot8,1
En 't speecksel niet vermijden
Van sijn begaefde mond.Ga naar voetnoot3
Hem niet meer doen versuchten,Ga naar voetnoot4
Maer leven na⋆ de tuchten
Van 't Goddelijck verbondt.
|
|