Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi

[p. 283]

Protest.⁺
Derde Pinxter.⁺

1

Op wien sal ick doen rusten

Mijn Geest met sijn wellusten:
Als op de zielen die Door mijn genaden
D'yd'le wellust van d'yd'le wer'ld versmaden.
Vertreed dan ed'le zielen
D'oogenblicken der weelden vry⋆ met hielen;
Doet open met verlanghen
U hert, uw' wanghen;^1,8
En Gods milden zeghen
Sal u, voor 't laeghste, 't hooghste goed toe-weghen.

+ 114-115

+ In de 1^e druk wordt de tekst op blz. 〈115〉 onder de 2^e cantuspartij van dit achtstemmige lied nogmaals afgedrukt. Op blz. 〈114〉 ontbreekt steeds vs. 4, het is aangevuld uit blz. 〈115〉, waar weer vs. 9 afwezig is. Men zie ook blz. 247.

Titel: Protest: verklaring, ook: verklaring van bezwaar, verzet.

1,8 wanghen, voor: mond.

2

Siet hier, Heer, onse sinnen

Bereyd, bereyd te minnen
Voordaen⋆ geen ander goed In 't aerdsche leven,
Als 't geen uw' rechter hand aen ons sal gheven.
Des⋆ wy hier t' uwer eeren
En ter schande des werelds protesteren;^2,6
Foey wereld qua-beraedster,
Foey snoo verraedster;
Gods beloofde Rijcken⁹
Doen wel te recht uw' ydelheyden wijcken.¹⁰

2,6 protesteren: verklaren (zie titel).

9 ‘het beloofde Rijk Gods.’

10 wijcken: zwichten, het onderspit delven.