Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| |
2Stort nu voordaen⋆ gebeden;
Want tot den dagh van heden
En hebt ghy 't noyt besocht.Ga naar voetnoot2,3
Bidt, en ghy sult ontfanghen;
Op dat al u verlangen
Ten eynde werdt gebrocht.
| |
3Heer! dus hebt ghy ghesproken.
En daer bleef noyt gebroken
Van u het minste woordt.
Wat magh dan zijn de reden
Dat ick in mijn' gebeden
Soo selden werd⋆ verhoordt?
| |
[pagina 263]
| |
4Helas! 't zijn mijn gebreken;
Van 't voorgestelde wit.Ga naar voetnoot4,3
Ick bidd', en ick moet derven
Het geen ick wil verwerven,
Om dat ick qualijck bidt.
| |
5Ja 't is de sucht⋆ des Heeren,
Dat hy na⋆ mijn begeeren
My niet verhoort en heeft.
Hy weygert uyt genade
Wel dickwils de weldaden
Die hy grammoedigh geeft.Ga naar voetnoot5,6
| |
6Dit 's tot een seker teecken
Van desen, wel geblekenGa naar voetnoot6,2
Aen Rachel, goede vrouw;Ga naar voetnoot3
S' en waer soo niet gestorvenGa naar voetnoot4
En⋆ had sy niet verworven
Het kindt van haren rouw⋆.
| |
7Man, sey sy menigh werven,
Geeft my, of ick moet sterven,
Toch kind'ren op de schoot.
Sy kreeghse. Maer het tweede
Was 't geen dat haer aen dede
De onverwachte doodt.
| |
[pagina 264]
| |
9Maer vint ghy u met sonde
Van herten, handt, of monde
Besmet, soo hebt berouw.
Want wilt ghy daer in blijven,
Soo sal aen u beklijvenGa naar voetnoot9,5-6
't Vermetelde betrouw.
| |
10Zijt doch, vóór alle wercken,Ga naar voetnoot10,1
Een lidt der ware Kercke.
Want Godes soon en sendt
Geen gaven, als Behoeder,
Aen hem, die voor sijn moeder
Den Tempel⋆ niet en kendt.
| |
11Weest zedigh; en van binnen
Ootmoedigh; treckt uw' sinnen
Van alle eygen baet.
Steldt Godes hoogste glory
In 't hoofd van uw' memoryGa naar voetnoot11,5
En matight u gewaed.
| |
[pagina 265]
| |
12Bewaert u; bidt aendachtigh;Ga naar voetnoot12,1
Wel wetende hoe machtigh
En hoogh dat Christus sit:
Hoe snoode⋆ ghy daer tegen;Ga naar voetnoot4
En wat het voor een zegen
Is, daer⋆ ghy hem om bidt.
| |
|