Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Heer waer gaet ghy?Ga naar margenoot+
| |
2Want blijf ick hier, tot u verdriet,Ga naar voetnoot2,1
Soo'n sal den Trooster komen niet.
Maer is 't dat ick ten Hemel keer,
Sal ick hem u-luy seynden⋆ ne'er.
En als hy nu gekomen is,
Sal hy des wereldts hard gewis⋆
Bescheyden (wel tot uw' geneugd)Ga naar voetnoot7
Van sonde, oordeel, ende deugd.
| |
3Van zond', om dat haer hevigh hoofdGa naar voetnoot3,1
Mijn leering niet en heeft gelooft,
Van deugd, om dieswil dat ick gaGa naar voetnoot3
Tot mijnen Vader, en daer na
| |
[pagina 260]
| |
Van 't oordeel, om dat nu den Vorst
Van dese wereldt, hoogh van borst,
Wel tegens sijn verwaende gisGa naar voetnoot7
Gevonnist en verwesen⋆ is.
| |
4Ick heb u noch met allen veelGa naar voetnoot4,1
Te seggen: Dan⋆ het meerendeel
En⋆ kan noch u bekrompen hert
Niet vatten: maer als u eens werdt⋆
Gestiert des waerheydts eygen Geest,
Sal hy al watter oyt geweest
Van waerheydt is, u maken vroed
Tot winning van het hooghste goed.
| |
Ga naar margenoot+ 5O sondaer, waer is u verstandt
Datstu nau eens na⋆ 't soete landtGa naar voetnoot5,2
Met Christo nagetrocken zijn?Ga naar voetnoot4
En⋆ kan u Godes Rijck palleysGa naar voetnoot5
Niet doen verlangen na⋆ de reys:
Soo segt te minst', eens met de stem:
Vre'e zy met u Jerusalem.
| |
6Jerusalem, o hooge stadt!
Die soo veel heerlijckheydts om-vat;
Daer⋆ Cherub vlieght, daer Seraph sweeft,
Daer Christus mijn Verlosser leeft:
| |
[pagina 261]
| |
Daer 't beste puyck van mijn geslacht
De vree geniet, en my verwacht.
O wat werdt⋆ my, in u bewaerdt!Ga naar voetnoot6,7
En wat wil ick hier op de aerd?
| |
7Voorwaer 't is recht, voorwaer 't is re'en⋆
Dat ick my hier een weynigh speen,Ga naar voetnoot7,2
Op dat my op des Heeren dagh
Te meerder troost gebeuren magh.
Ghy zijt, o mensch! te delicaet.Ga naar voetnoot5
Weet dat het hier met beurten gaet.Ga naar voetnoot6
Dit is de wet van Godts bestier.
Begeerdy 't daer, soo derft het hier.Ga naar voetnoot8
| |
8Dient Godt hier met een vrij-gewis⋆,
Nadien dat nu verwesen⋆ isGa naar voetnoot8,2
Des wereldts Prins, die uwer eerstGa naar voetnoot3
Door vleesch en sonde heeft geheerscht;
En⋆ maeckt u hem niet weer te slaef:
Maer blijft van ziel en leden gaef,
Op dat ghy door gerechtigheydt
Bekomen meught de eeuwigheydt.
|
|