Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
't Heyligh graf.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 224]
| |
Refrein:
Heer gunt de knechten dijn⋆
Alhier te mogen zijnGa naar voetnootRefr. 2-3
Met u begraven
Of sekerlijck voordaen⋆
Door 's kruyces enge baenGa naar voetnoot5
Voor-voets te dravenGa naar voetnoot6
Tot een blijder haven.
| |
2Bewaerder Seraphin Van Christus graf,Ga naar voetnoot2,1
Sergeant van 's Koninghs staf,Ga naar voetnoot2
Ey! reyckt ons gins en weerGa naar voetnoot3
Eens 't wapen van den Heer.
Met speren, sponsen, tangen,
Geessels, en roe'n behangen;
Wy sullen 't roode hout
Veer boven 't dierste⋆ goud
Wt lieve sucht⋆
Van minne-tuchtGa naar voetnoot10
Te⋆ deerlijck om-ermenGa naar voetnoot11
Om als met myrrhe D'herten te verwermen.Ga naar voetnoot12
Al is den boom bebloed,
De vrucht is weerom⋆ soet.
| |
[pagina 225]
| |
3Een busseltje van myrrh' Marien kind.Ga naar voetnoot3,1-4
Want hem mijn ziel bemindt;
Tusschen de borsten mijn
Sal klaer sijn wooning zijn.
Komt, komt mijn uytverkoren,
Met u kruys, roe'n en doren;Ga naar voetnoot6.
En wes⋆ u heeft gesmert
In 't diepste van mijn hert.
En woont daer in.
Dit is mijn sin⋆,
Dit 's al mijn begeeren:
Op dat u lijden My oock lijden leere.
Want 't geen den Koning smaeckt,
Den Dienaer oock vermaeckt.
|
|