Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Den rou⋆ die sy bedrijven?Ga naar voetnoot1,12
Nu is voldaen
Den druck van alle wijven.
Rachel! houdt op
Van u betraent geschrey.Ga naar voetnoot16
Of schreyt met my
En laet dijn⋆ droefheydt blijven.
Want als een zeeGa naar voetnoot19-20
Is d'afgrond van mijn wee.
| |
2Wee my mijn ziel.
Zijn dit nu dan de tijden
Datstu het zwaerd
Van Simeon soudt lijden?Ga naar voetnoot2,4
Ach Oude man!
Du hadst veel meer als reden,
Want voel mijn zielGa naar voetnoot7
Wel sevenvoudt door-sneden.
Ay bloedigh zweet!
Op d'Oliveetschen bergh.Ga naar voetnoot10
Ay Joodsch getergh,
Roen, doornen, roode kerven,
Aen sulcken soon
Vervat⋆ soo menig werven.Ga naar voetnoot14
Ay, boven al,
Dat ick van⋆ 't beul gespuys
Hem aen een kruys
Sagh hechten, en sagh sterven.
Des⋆ als een zee
Is d'afgrond van mijn wee.
| |
[pagina 222]
| |
3O Droefheydt groot,
Heb ick mijn uytverkoren
Door sulcken dood
Eylacen, dan verloren!
Had ick hem noch
Tot dienst wat mogen strecken.
Had ick hem toch
Ter eeren moghen decken!Ga naar voetnoot3,8
Had ick mijn borst
Tot laving van zijn dorst
Hem mogen bien⋆,
Doen ick hem hoorde klagen,
Gelijck ick plagh
In 't jongste van sijn dagen.Ga naar voetnoot14
Maer 'tviel te zwaer
En boven al mijn zeer'
Dat Godt den Va'er
Hem liet, 'k en sou niet dragenGa naar voetnoot18
Den rou⋆, ten waerGa naar voetnoot19
Ick hem verwachte weer.Ga naar voetnoot20
|
|