Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Ga naar margenoot+ De krvys-drager.
| |
[pagina 219]
| |
2Eng'len van vree
En al ghy 'sHemels Geesten,
Die pijn noch wee
Noch hert-zweer en gevoelt;
Maer altijdt houdt
Ten Hemel blijde feesten;
Leght af u goudt
En kled'ren wit gespoelt.
Bedrijft nu rou⋆
Huylt, jammert, klaeght, beschreydt
't Onwaerdigh feyt⋆:Ga naar voetnoot2,11
Uw' Koningh is verwesen⋆.
Doet hem gheleyd';Ga naar voetnoot13
Wy sullen oock midtsdesen⋆
Hier staen bereydt
Met scherp-gehayrde kle'en⋆,
Met droef gheween
En toortsen uytgelesen,
Wel bruyn gegomt.Ga naar voetnoot19
Maer siet den Koning komt.
| |
3Nu maeckt ruym-baen.
Iesvs komt van de trappen,
De tromm'len slaen.
Men roept ten Hemel toe;
Hy komt te voet
En teyckent all' sijn stappen
Met sijn rood bloedt;
Traegh en van pijnen moe,
Ontfanght het kruys
| |
[pagina 220]
| |
Op sijn door-slaghe schoer⋆Ga naar voetnoot3,10
Voor 's Rechters huys
En werdt⋆ soo voort gedreven
Van⋆ Joodsch gespuys.
Maer siende sich benevenGa naar voetnoot14
De vrouwkens gaen.Ga naar voetnoot15
Nu laet u schreyen staen
Voor my, sprack hy,
Beschreydt u eygen leven;
Siet hier aen 't groen,
Wat men 't dor hout sal doen.
|
|