Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
Ga naar margenoot+ Oliveten.Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 209]
| |
2Te rechte vraeghdy
Wat dus versaecht my.Ga naar voetnoot2,2
Want mijn ziel is droeve,
Droef totter dood.
Al haren nood
Ick tegenwoordigh proeve.Ga naar voetnoot6
Slagen en strepen,
Roeden en swepen,
Kruys, doornen, nepen,
Die 't lijf verscheyd'lijck sal besuren,Ga naar voetnoot10
Gevoelt mijn ziel op deser ure;
Waer dat ick klaghe,
Wien dat ick vraghe,
Voor my en werdt⋆ geen troost gevonden.
D'Enghel die my is gesonden,
En⋆ spreeckt niet dan van roo wonden.
Dan dat ick drincken moet
Moet drincken, drincken, och! drincken moet
Een kellick vol ghemeten
Van myrrh', die my hier sweten
Doet water ende bloed.
| |
3Uw' wil gheschiede.
Siet hier, ick biede
T'uwer eeren Vader
Tot alle smert
Mijn hoofd, mijn hert,
Mijn ziel, mijn lijf te gader⋆.
Maer my doet suchten
Dat ick de vruchten
Van mijn ontlijven
| |
[pagina 210]
| |
Och! aen soo weynigh sie beklijven,
Och! aen soo weynigh sie beklijven,
Dat 's vyandts listen
My doen verquisten
Een prijs soo dier⋆, soo ongemeten.
Heuveltje van Olyveten!
Heuveltje van Oliveten!
Ontsluyt uw' schoot, vanght in uw' reten
Mijn zweet, mijn purper zweet;
En doet den sondaer weten,Ga naar voetnoot19
Oft hem moght zijn vergheten,Ga naar voetnoot20
Mijn rood bebloede sweet.
|
|