Gulde-Jaer Ons Heeren Jesu Christi
(1968)–Joannes Stalpaert van der Wiele– Auteursrechtelijk beschermdHalf vasten.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot+1Ghy die d'Apostolijcke wetGa naar voetnoot1,1
Nu hebt gemiddelt van de Vasten;
Verblijdt u he'en op 't groot banket,
Daer⋆ mee den Heer vijf-duysend gasten
Onthaeldt. Komt, laetter u oock vinden.
Want daer soo veel toch overschiet
En⋆ steect het op een honderd vrindenGa naar voetnoot7-8
Vijf, ses, te min of meerder niet.
| |
2't Was op een hoogen berg te doen;
Daer⋆ op dat Iesvs was geklommen
Tot vordering van 's menschen soen.Ga naar voetnoot2,3
Maer als hy d'oogen eens rondomme
| |
[pagina 184]
| |
Geslagen, en met groote hoopen
Het volck gesien had, sprack hy waerGa naar voetnoot6
Philippe, salmen brood gaen koopen
Om mee te spijsen dese schaer?
| |
4Doet niet-te-min hier op dit gras
De schaer, sey Iesvs, neder sitten.
Maer schickt s' al t'samen wel te pas
Van honderd t'honderd in ghelitten.Ga naar voetnoot4,4
En hier mee, na voorgaende zegen
Des Heeren, heeft den ganschen dischGa naar voetnoot6
Ten lesten toe, haer meug ghekregenGa naar voetnoot7
Van 't brood soo wel, als van de visch.
| |
5Nu maeckt u vrolijck; singt en prijst
Den milden waerd, o lieve gasten!
Die u hier aen sijn tafel spijst
Tot loon van uw' gheleden Vasten.
| |
[pagina 185]
| |
Maer denckt hoe hy wel t'avond⋆ morgen
Hier boven ons tracteren sal,
Terwijl m'hem hier soo siet besorgenGa naar voetnoot5,7
Den sijnen, in dit tranigh dal?Ga naar voetnoot8
| |
6Ga naar margenoot+Werpt dan op hem al uw' gedacht'
En hy en sal in u te voeden
Gebreken niet, als gh'u maer wachtGa naar voetnoot6,3
Te overtre'en om d'aerdtsche goedenGa naar voetnoot4
Het geen hy u hier heeft gheboden.
Betracht voor al het Rijcke Goodts.Ga naar voetnoot6
Men sagh toch noyt dat sijn genoden
Vervielen in ghebreck des broodts.
| |
7Neemt op, neemt op, 't is meer als tijdt.Ga naar voetnoot7,1
Men ciert hier maer voor weynigh urenGa naar voetnoot2
Als tot ververssingh van de strijdt.Ga naar voetnoot3
Hier namaels sal het eeuwigh duren.
U moet daerom niet stracks⋆ verdrieten,Ga naar voetnoot5
Als Godt sijn handt u wat weerhout.Ga naar voetnoot6
Want daerom liet hy overschieten,Ga naar voetnoot7
Om dat⋆ ghy daer op teeren soudt.Ga naar voetnoot8
| |
[pagina 186]
| |
8Gedenckt mijn ziel den goeden dagh,
Als u den quaden komt bedroeven.
Weet ghy noch niet dat Iesvs plagh
Aldus sijn vrienden te beproeven?
Van u alleen komt uw' verstooring.Ga naar voetnoot8,5
Wat u ontmoet, hoe dor ghy zijt,Ga naar voetnoot6
Verbeydt den Heer, en uw' bekoringh
Gedijdt u niet dan tot profijt.
| |
9Verblijdt u, o Jerusalem!
En met u all' de Christen zielen.
Laetare is een blijde stem,Ga naar voetnoot9,3
Die al uw' druck wel kan vernielen.
Wat is al 't lijden hier, eylacen!Ga naar voetnoot5
By 't geen ons namaels is bereydt?
Denckt om de feestelijcke Paessen
Die na de Vasten werdt⋆ verbeydt.
| |
10'k En spreeck nu van die Paeschen niet,Ga naar voetnoot10,1
Die jaerlijcks hier nu gaen nu kommen,
Maer van die ons al 't aerdtsch verdriet
In roosen en in leli-blommen⋆
Ten Hemel eens sal doen bekeeren⋆.
't Is soo; het moet hier sijn geduldt.Ga naar voetnoot6
En die hier niet⋆ en wil ontbeeren
|
|